donderdag 6 april 2017
Waterlooplein - een droom van een markt
Ik wil een droom schrijven. Over vrijheid en ruimte om te ademen. Over een stad waar je groot kan worden zonder angst, waar je over de straten kan schuiven, giechelend met je vrienden en vriendinnen, overdag en ’s nachts, en waar je langzaam één wordt met de stad. Een droom over een stad, die leeft, ongepoetst. Een stad die chaos toe kan laten, omdat zij haar eigen orde creëert. Ik danste door deze stad. Liep er op mijn handen. Leerde er fietsen en auto rijden en wandelen. Nuchter en aangeschoten. Euforisch en diepbedroefd. Van Noord naar West, van Zuid naar Oost en van het eind van de wereld naar het hart van de stad.
Toen ik twaalf was woonde ik op het Waterlooplein. In een dubbeldekkerbus aan de kant van het Waterlooplein waar nu de sporters uitkijken op de markt. Waar ik vroeger over het plein rende met mijn vriendjes en vriendinnetjes, rennen zij nu op een band heel hard terwijl ze steeds op dezelfde plek blijven. In 1979 lag het Waterlooplein helemaal open. Alles was gesloopt, op één huisje na, dat fungeerde als clubhuis voor jongeren uit de buurt. De rest van het plein was een grote zandbak in afwachting van het nieuw te bouwen stadhuis. Elke ochtend liep ik over het open plein naar de staalstraat en daarna naar de munt, om met de tram naar school te gaan. De skatebaan was ’s ochtends nog leeg, vogels scheerden over het plein van de Amstel naar de Zwanenburgwal en in de Staalstraat stonden de melkflessen nog op de stoep.
Op Koninginnedag dreef ik mijn eerste handel op het Waterlooplein. Bij een vriendin van mijn moeder in de Ververstraat, maakte ik handtasjes die ik verkocht. Ik verdiende 100 gulden die dag. Een fortuin voor een meisje van twaalf. Mijn jongere zusje begreep dat je geld kon verdienen op deze feestelijke dag. Zij pakte de knopen van mijn moeder uit de naaimand en verkocht die per stuk. Omdat ze zo ongelofelijk schattig was, dreef ook zij een verdienstelijke handel. Het Waterlooplein was een feest die dag, vol met mensen en kleuren.
Later, toen ik op de Geldersekade woonde, ging ik met mijn moeder vaak naar de Waterloopleinmarkt 1977, tussen de Rapenburgerstraat en de Valkenburgerstraat. Ik ging naar school in kleren van het Waterlooplein die ik samen met mijn moeder vermaakte en pumps uit de jaren vijftig. Mijn klasgenootjes in Amsterdam Zuid vroegen zich af hoe ik aan mijn hippe kleren kwam. Het oude Waterlooplein, daar stond ondertussen een hek omheen. Ook het laatste huisje was gesloopt en er werd een start gemaakt met de bouw van het stadhuis.
Niemand was er echt blij mee. Het gebouw is te groot en wat er overgebleven is voor de Waterloopleinmarkt is niet meer dan een strook rond het gebouw. De Stopera heeft eigenlijk het plein van de stad afgenomen. De ziel die het Waterlooplein nog heeft, komt van de markt. Van de mensen die komen om te rommelen tussen spullen die een tweede, derde of misschien wel vierde leven tegemoet gaan, die er komen om een patatje te eten, hun boodschappen te doen of gewoon een beetje over de markt te slenteren. Je vindt er altijd iets leuks. Ik kocht er onlangs nog een boekje uit de jaren vijftig over een feministe avant la lettre en ik zag een Zweeds meisje onderhandelen over een prachtig wit bontjasje.
De Stopera ervaar ik nog steeds als ‘out of place’ op die mooie plek in de stad. Stiekem zou ik het liefste willen dat het gesloopt werd en dat we op het Waterlooplein de oude vlooienmarkt in ere herstelden. De grootste vlooienmarkt van Europa, zou dat geen mooie invulling zijn? Een groot plein, midden in de stad, waar Amsterdammers en bezoekers graag komen en waar ondernemers op een duurzame manier hun boterham kunnen verdienen. Een klein beetje ongeorganiseerde ruimte terug in de stad. Een beetje van het Amsterdam van Ed van der Elsken (in plaats van een stad waar je Ed van der Elsken alleen nog kan beleven in een tentoonstellingsruimte). In die stad was het Waterlooplein een kloppend hart. In één van zijn filmpjes scheert Ed van der Elsken eroverheen als een vogel die de stad beziet vanuit de lucht.
De gemeente heeft nu besloten het gebouw te verbouwen en de gevel te openen naar de markt om te zorgen voor meer verbinding tussen de twee. Op zich een goed idee, maar pas het gebouw dan aan, aan de ziel van de markt in plaats van de markt aan te passen aan de zielloosheid van een gebouw dat niemand ooit echt gewild heeft. Anders vrees ik een nachtmerrie in plaats van een droom. Hoe die nachtmerrie eruitziet?
“Wolkenkrabbers reiken naar elkaar over de Amstel. Als ze elkaar bijna raken, het laatste wolkje zich spiegelt in het water, net voordat de lucht voorgoed verdwenen is, verdrinkt mijn stad en mijn hart met haar. Kijk ze naar de bodem zinken, mijn hart en de stad waar ze in woont. Als de wolkenkrabbers de lucht sluiten wordt alles grijs. Behalve mijn bloedend hart.”
Abonneren op:
Posts (Atom)