“De waarheid is een naakte vrouw. Ze moet gekleed worden met leugens om een beetje aardig voor de dag te komen,” aldus mijn oma. Als kind was ik vaak bij haar. Ze ontwierp kostuums voor toneelstukken. Ik keek naar haar. Als ze patronen tekende, als ze modellen knipte uit de stof, als ze achter de naaimachine zat. Ik deed alsof ik las, terwijl ik luisterde naar het zachte geratel van de machine. Eén jurk, van dik rood fluweel, met honderden knoopjes op de rug, van onder tot boven, vond ik het allermooist. Onder die knopen was stiekem klittenband genaaid, zodat de actrice die de jurk droeg zich snel kon omkleden voor een volgende scène, maar dat zag je alleen als je het wist. Mijn oma maakte namaakkleren, ik droomde van een jurk met echte knoopjes. Soms kroop ik in de kast tussen de kostuums, die ze allemaal bewaarde, en wreef ik mijn neus tegen de zachte stoffen. Eén jurk, van lichtblauw katoen, waar een kussen van schuimrubber in genaaid was, legde ik dan op de grond onder mijn hoofd. Tussen de kleren rook het naar mottenballen en theater. In de verte hoorde ik de naaimachine en flarden van de gesprekken die mijn oma voerde met de acteurs en actrices die langs kwamen om te passen. “Mooier dan bij haar?” “Melk in je koffie toch” “Nee echt” “Een kind” “Draai je om” “Dikke billen” Gelach ertussendoor. “Kind wat beeldig” “Wel lekker zacht” “Van hem, echt? En zij dan?” “Te dun” Meer gelach. Gerinkel van kopjes en glazen. Ik viel vaak in slaap in de kast en werd dan door mijn oma wakker gemaakt als het tijd was om naar bed te gaan.
“Het toneel, dat is de enige plek waar ze niet liegen”, zei ze altijd. “Als ze daar huilen en schreeuwen, komt het uit hun hart, als ze janken in het café komt het uit hun lever. Helaas zitten ze vaker in het café.” En ze had gelijk, weet je, we liegen allemaal. We moeten wel. De werkelijkheid is veel te naakt. Nee liefje ik zal je geheimen nooit aan iemand vertellen, echt niet, ook niet als je bij me weggaat, zeggen we tegen onze eerste liefde om hem daarna te verraden tegen de tweede. Het komt goed, zeggen we tegen onze kinderen, maar het komt niet altijd goed. We liegen tegen onze vrienden, we liegen op ons werk, we liegen over hoeveel we eten, we liegen over onze slechte eigenschappen, onze slechte gedachten, we liegen over seks. Over seks liegen we misschien nog wel het meest. We zeggen niet eerlijk dat we zin hebben in seks, we zeggen dat we rode wijn willen drinken bij kaarslicht. En als we dan eindelijk seks hebben, denken we aan onze dijen en onze buik die we te dik vinden. En we zeggen niet dat one-night-stands ons verdrietig maken, want we willen niet ouderwets zijn. Elsbeth staat aan de andere kant van de bar met een man te praten die ik niet ken. Zij ook niet. Ze staat zo dichtbij dat ze haast wel moet gaan zoenen. De zinloosheid overvalt me. Ik roep naar de barman dat hij wel de wijn moet blijven bijvullen. Anders kan ik net zo goed naar huis gaan. Mark is binnen gekomen. Hij geeft me een kus en vraagt of ik met hem mee ga. Hij smaakt naar rode wijn, sigaretten en een vleugje regenwater. “Natuurlijk schat, je weet toch dat ik van je hou.” Het liegen gaat me steeds makkelijker af. “Een kwestie van oefenen,” zou mijn oma zeggen.
Ik word wakker met een hoofd waar de rode wijn alle vocht uitgetrokken heeft. Mijn tong kleeft aan mijn verhemelte en als ik naar het toilet strompel, begint de gang te draaien. Mark draait zich kreunend om. In de badkamer was ik mijn gezicht met koud water. Het water drinken kan ik nog niet. Mijn maag speelt niet lief. Ik zoek mijn kleren bij elkaar, vind mijn tas onder de bank, schrijf een heel kort briefje “ik bel je later” en knijp er stiekem tussenuit. In mijn eigen huis ga ik eerst uitgebreid onder de douche. Soms weet ik niet meer hoe het begonnen is. Eén keer liegen is niet zo erg. Het is de opeenstapeling. Zoveel kleine leugentjes, dat je niet meer weet wat het onderscheid is tussen liegen en eerlijk zijn, dat je niet meer weet wie je bent. Alleen je hart blijft hardnekkig een eerlijk deuntje slaan, al is het bijna niet meer te horen. Ooit was ik gewoon Maartje. Maartje Blaakman, beginnend actrice, zevenentwintig jaar oud, normaal postuur, lang bruin haar, hoedster van mijn oma’s collectie theaterkostuums en al te stellige uitspraken, in het bezit van een paar mooie ronde borsten, met een angstig hart eronder en een grote mond erboven. Nu weet ik alleen nog maar zeker hoe ik heet, want we heten allemaal Maartje. Maartje de vriendin van Mark, Maartje het kroegmaatje van Elsbeth, Maartje de kleindochter van de legendarische kostuumontwerpster mevrouw Blaakman, Maartje de succesvolle actrice en Maartje die stiekem al wodka drinkt vóórdat ze naar het café gaat, omdat ze anders niet eens de straat op durft, Maartje die al een jaar geen audities meer doet, omdat ze niet durft, Maartje die alleen nog maar kan kiezen tussen angstig of dronken. Misschien moet ik Ophelia gaan spelen, zoals Halina Reijn die als Ophelia haar kleren van zich afrukte op het toneel. Dat zou ik heel goed kunnen spelen nu, de naakte waarheid. “Alleen op het toneel lieg je niet,” zeg ik tegen mijn lichaam, mijn ogen, mijn oren, mijn haar, in de spiegel, terwijl ik de laatste resten Mark van me afboen. “Ik hou niet meer van Mark,” zeg ik, terwijl mijn tranen met het water wegspoelen. Ook verdriet verdwijnt gewoon via het afvoerputje.
Een paar uur later zit ik nog steeds in mijn badjas op de bank. Het is vroeg donker vandaag. De lichten van de Magere Brug branden al. Dingen gaan altijd maar gewoon door. Het is niet eerlijk dat zoiets levenloos als een brug zoveel vreugde uitstraalt. Nu, na de kater, de tranen, de wijnhoofdpijn en de aspirine, wordt het steeds moeilijker vol te houden dat het allemaal goed gaat. “Ik hou niet meer van Mark,” mijn eigen woorden echoën nog in mijn hoofd. Het is tijd om te stoppen met liegen. Tegen Mark, maar ook tegen alle Maartjes. Ik pak het telefoonboek en zoek het nummer van de psychiater. “Goedemiddag, u spreekt met Maartje Blaakman, ik wil graag een afspraak maken.”
© Sati
Geen opmerkingen:
Een reactie posten