woensdag 23 januari 2013

Optimist

Als je als zzp-er eens even geen werk hebt, hoef je gelukkig ook niet te doen alsof. Dus ben je soms zomaar even vrij. Die momenten gebruik ik graag om nuttige dingen te doen in een heel onnuttig tempo. Zoals naar de tandarts gaan en daarna heel omslachtig terug naar huis fietsen. Liefst via een onlogische route met veel ruimte voor zijpaden en dwarsstraten, zoals in een goed gesprek. Als je je ogen openhoudt, sowieso wel handig tijdens het fietsen, praat de stad soms terug.

Vandaag fietste ik over de grachten van Amsterdam en door de negen straatjes. Het viel me op hoe stil het overal was. Een leeg koffiehuis, een broodjeszaak met één klant, een café met een slapende kat op een barkruk, een winkel met fleurige jurkjes die wanhopig proberen vol te houden dat het geen januari en min tien is. Stilte. Overal. Mooi, maar ook een beetje treurig.

Toen fietste ik langs de Nieuwezijds Voorburgwal waar normaal gesproken twee keer in de week een postzegelmarkt gehouden wordt. En, geloof het of niet, midden op het kleine plein, in de sneeuw, zat één verkoper achter een rijtje boeken met postzegels. De rest van het plein was leeg. Ik fietste verder en vroeg me af: is dat nou die optimistische ondernemer die onze economie gaat redden? Of is ie gewoon gek?

maandag 14 januari 2013

Pauze

Een lichtgrijze middag. Ik heb haast, maar het oudste smoesje van de wereld wordt voor mijn ogen werkelijkheid. De brug gaat open. De slagboom aan de overkant is al dicht. Ik overweeg de brugwachter lief aan te kijken en te vragen of ik er nog onderdoor mag. Maar terwijl ik twijfel over wel of niet vragen, gaat de slagboom ook aan onze kant omlaag. De brugwachter haalt een hendel over. De brug laat met een knal los.

Fietsers en wandelaars trappelen van ongeduld. Drie zwanen glijden als drie gratiën over het water en het houten salonbootje, waar dit allemaal om begonnen is, komt langzaam dichterbij. De brugwachter plaatst een hendel in een draaimechanisme en hangt zijn hele gewicht eraan om de brug omhoog te krijgen. Bij elke draai piept het onwillige metaal. De overkant wordt langzaam onbereikbaar.

Het water is donkerbruin, de afstand tot de kade groot. Even waan ik me in een stad zonder bruggen. Een verzameling eilandjes zonder de vanzelfsprekendheid van een doorgaande weg. De zwanen vermoeden gevaar. Ze zetten hun veren hoog op en even lijkt het erop dat ze zullen opvliegen. Maar eentje duikt met zijn kop in het water alsof hij hier niets mee te maken wil hebben, en de rest schuift braaf naar de kant.

De schipper begroet de brugwachter. Wij wachtenden blijven stil staan, als brave schoolkinderen die niet durven te praten als de meester voor ze het schoolplein oploopt. Het voorbijgaan van het bootje duurt niet langer dan een minuut. De brugwachter herhaalt zijn ritueel in tegenovergestelde richting. Brug omlaag en vastzetten. “Het is toch een mooi systeem”, zeg ik, onder de indruk van de romantiek van het moment. “Het is een klotesysteem”, antwoordt hij in onvervalst plat Amsterdams. En terwijl hij de slagboom omhoog duwt moppert hij nog even door “veel te zwaar”. Ik lach. De stilte is voorbij.

Naast mij rennen de losgelaten schoolkinderen naar de overkant. Een vrouw kan haar ongeduld niet bedwingen en duikt, met fiets en al, onder de nog neergelaten slagboom door. De brugwachter schudt zijn hoofd en met een zucht duwt hij ook de tweede slagboom omhoog. Ik vervolg mijn wandeling. Met iets minder haast.