dinsdag 9 augustus 2016

Interview met Jane Waltman over haar boek Trauma Time



‘Ik fluister mijn eigen naam in de holte van mijn handen; net als vroeger. Dan pas voel ik me veilig.‘
Deze zin komt uit Trauma Time, het geschilderde en geschreven dagboek dat Jane Waltman, docent, kunstenares en buurtbewoonster, in eigen beheer maakte en uitbracht. Het gaat over de periode in 2014/2015 waarin ze door problemen met haar kunstheup in het ziekenhuis terecht kwam, geopereerd werd, moest revalideren en opnieuw moest leren lopen.

Het boek bestaat uit getekende en geschilderde herinneringen aan vroeger, portretten van Jane als kind en volwassene, portretten van haar familie en haar medebewoners in revalidatiecentrum De Poort. De korte begeleidende teksten bij de schilderijen vertellen het verhaal. Het is een treurig verhaal, maar geen treurig boek. Daarvoor zijn de kleuren te helder. Het confronteert en ontroert. Herinneringen komen tot leven in expressieve, kleurrijke portretten en beeldende tekst. In de geschrokken blik van haar vader die huilt, in de tekst over de dokter waar ze als kind een klap van krijgt omdat hij vindt dat ze zich aanstelt, in de liefde die ze voelt voor haar man en haar zoon en in het eenzame kleine meisje dat ze soms was.

‘Mijn heupproblemen begonnen toen ik een meisje van 9 jaar was.’
Jane heeft een lange geschiedenis van operaties, pijn en revalidatie, maar die houdt ze graag klein.
‘Het moet geen uitgebreid medisch verhaal worden hoor’, zegt ze lachend en ik beloof dat het dat niet wordt. Een korte opsomming dus, om een beeld te krijgen:
  • De heupproblemen begonnen op haar 9e jaar aan één kant.
  • Op haar 10e kreeg ze ook problemen met de andere heup.
  • Ze lag op die jonge leeftijd twee keer drie maanden in het ziekenhuis met haar geopereerde been in een tractie.
  • Daarna moest ze een jaar lopen met een ijzeren beugel, een jaar in een rolstoel zitten en een jaar lopen met krukken.
  • Van haar 16e tot haar 36e mocht ze niet springen, dansen of te wilde dingen doen.
  • Ze had vaak veel pijn.
  • Ze mocht geen kinderen krijgen.
  • Op haar 36e kreeg ze kunstheupen en moest ze weer opnieuw leren lopen.
  • Toen ze daarna alsnog zwanger werd, tegen het advies van haar orthopeed in, beleefde ze, door haar heupen, een zware zwangerschap en bevalling.
  • Op haar 59e ging haar twintig jaar oude kunstheup kapot en moest ze opnieuw geopereerd worden en weer revalideren en leren lopen.
‘Als voorbereiding op de operatie schilder ik mijn jeugdherinneringen.’
Jane: ‘De operatie was gepland, maar werd steeds uitgesteld. Ik zat thuis en ik kon niks. Dat was heel frustrerend. Toen zei Joost, mijn man, ‘waarom begin je niet alvast met tekenen, als voorbereiding op de operatie?’ Dat heb ik gedaan. Het zijn eigenlijk getekende dagboeken: de fantasieën van een kind over een geopereerde heup. Botten, schroeven en littekens, maar ook de zilveren schoentjes, die ik van mijn vader kreeg toen ik in de rolstoel zat.

Op mijn 26e, in 1984, ben ik met schilderen begonnen. In dat jaar pleegde mijn broer zelfmoord op het strand in Maleisië. Ik had een sterke band met hem en na zijn dood ben ik dagboeken gaan schilderen. Volgens Joost zijn de schilderijen uit die tijd een soort cri de coeur, een hartenkreet. En dat is ook wel zo, het is een soort van therapie. Wat ik niet kan schrijven, schilder ik.’

Topsportersmentaliteit
Jane: ‘Door alles wat ik meemaakte als kind ontwikkelde ik een soort topsportersmentaliteit, met een hoge pijngrens. Ik moest van mijn ouders ook gewoon meedraaien met alles, ik kreeg geen speciale behandeling of zo. Niet zeuren, dat was toch wel de teneur.’
Die mentaliteit helpt haar enorm om alles ‘gewoon’ te doen, ondanks haar heupproblemen. Ze komt als 19 jarige naar Amsterdam en ontmoet op de Nederlandse Film Academie haar man Joost Ranzijn. Op haar 24e fietst Jane met haar moeder en jongste broer door Azië. Twee jaar later komt ze terug van deze wereldreis en helpt Joost met zijn films, ze rolt in het vak van filmproducent. Op haar 26e is ze de baas, in een tijd dat dat in de filmwereld voor een vrouw nog niet zo gewoon is.
‘Macht zegt me niets, mensen ontslaan en zo dat vond ik verschrikkelijk, maar ik deed het allemaal wel. Op mijn 36e, na mijn heupoperatie, ben ik uit de bv gestapt en heb ik mijn aandelen verkocht. Toen ben ik gaan schrijven en ook weer gaan schilderen en zwanger geworden. Met mijn kunstheupen mocht dat nu wel, hoewel mijn orthopeed het mij ontraadde. Charley, mijn zoon, is met een keizersnede geboren. Natuurlijk was mijn leven met die kunstheupen niet altijd makkelijk, maar voor mij was dat een gegeven en geen hindernis.’

‘Het trauma sluimerde jaren in de spelonken van mijn jeugd. Licht dooft, duisternis valt. Ik word overmeesterd door alles overheersende angst, een lawine van oude gevoelens.’
Met die topsportersmentaliteit vertrekt Jane op 30 oktober 2014 naar het ziekenhuis. Daar ziet ze een tractie op het bed gemonteerd. IJzeren stangen, katrollen en gewichten. En uit het niets overvalt haar een enorm trauma.
‘Het denderde over me heen’, zegt ze. ‘Ik lag letterlijk te schudden in mijn bed. Alles van vroeger, van toen ik als kind in die tractie gelegen had, kwam naar boven. Het was totaal onverwacht en ik kon er niets tegen beginnen. Ik vroeg om een psycholoog, maar mijn orthopeed vond dat niet nodig. Psychologie vond hij onzin. De verplegers zagen wel dat het nodig was en ik kreeg een maatschappelijk werkster. Lief bedoeld, maar onzinnig.’

De Poort
Door een onvoorziene bottransplantatie mag ze haar heupen niet belasten. Niet lopen, alleen maar liggen en zitten. Een grote tegenvaller. Ze gaat naar De Poort, een verzorgingstehuis voor mensen met allerlei soorten psychische en lichamelijke aandoeningen. En de arts daar ziet meteen dat ze een trauma heeft. Ze geeft haar antidepressiva om de zwarte randjes eraf te krijgen, maar veel meer kan ze niet doen op dat moment.

Om haar tijd in De Poort door te komen, begint Jane portretten te schilderen van het personeel en de andere mensen die daar verblijven. Dit deel van het boek bevat portretten van bijvoorbeeld De Rochelaar, met zijn onsmakelijke eetgeluiden, Mevrouw Beck, die niet weet waar ze is, Peter die iedereen uitscheldt, Meneer Delier, die elke dag zijn bril kwijt is, De Poortwachter, die bij de deur iedereen begroet en het personeel. De portretten zijn los geschilderd, sprekend en zeggen veel over het leed dat zich verzameld heeft in De Poort.
‘Toch heb ik er ook veel gelachen’, zegt ze. ‘Het was zo’n vreemde omgeving met al die verschillende mensen. Stond een vrouw van negentig jaar met haar onderbroek op haar enkels in de wc en vroeg aan mij of ik haar kon helpen, omdat er verder niemand in de buurt was, dat soort dingen. Dat doe je dan maar, dat wordt dan ineens normaal. Toen ik eenmaal begon met schilderen kon ik er met iets meer afstand naar kijken.’

‘Als ik De Poort verlaat ben ik total loss. Ik neem het trauma mee naar huis. Ik lig niet in scherven –die kan je lijmen- maar in stukken.’
Jane neemt het trauma mee naar huis en valt steeds verder de diepte in. Al haar kinderangsten duikelen ongeremd naar buiten, zoals ze het zelf zegt. Ze gaat door met schilderen. De verpleegster waar ze als kind standjes van kreeg, omdat ze geen lauwe melk wilde drinken. De dokter die niet te vertrouwen was. De gaatjes in het plafond die ze telde als ze angstig was. Haar eigen portret als kind met de beugel die ze nodig had om te kunnen lopen. ‘Die beugel vond ik verschrikkelijk.’
De rolstoel, waar ze vanaf haar 12e in zat, die een verademing was.
‘Ga je mee tikkertje spelen?, vroegen de kinderen. ‘Nee, vandaag niet.’, antwoordde ik. Dat vond ik geweldig, dat ze gewoon vergeten waren dat ik dat helemaal niet kon. Toen ontdekte ik dat ik mensen kon laten vergeten wat ik had.’ Dit deel van het boek eindigt met wat in het boek een ‘Traumaportret’ heet. Een portret van Jane, dat uit losse vlekken blauw bestaat en waar ze bijna niet meer in te herkennen is.

‘Ik ontdek dat ik mijn leven heb gebouwd op de gewonde fundamenten van een negenjarig meisje.’
‘Via mijn huisarts en na gesprekken met vrienden en mijn schoonzusje, ben ik EMDR therapie gaan volgen tegen posttraumatische stress. EMDR werkt eigenlijk meteen. Ik ben direct gestopt met de antidepressiva en heb ongeveer 8 of 9 sessies van 1,5 uur gedaan. Na mijn ervaring met dit trauma en de verwerking ervan is mijn leven wel veranderd. Ik heb een belangrijk deel van mijn karakter gebouwd op een trauma waarvan ik niet wist dat ik het had. Die hele topsportersmentaliteit, het niet zeuren, de maakbare wereld; ik was hard voor mezelf en waarschijnlijk ook voor anderen. Daar ben ik wel iets van teruggekomen. Ik mag nu bang zijn van mezelf, ik mag te pas en te onpas verdrietig zijn, ik mag nu ook wijs zijn en zacht voor mezelf.
‘Ik was 9 en ik was gewoon bang’, zegt ze en ze laat haar tranen de vrije loop. Haar ogen zijn lichtblauw en helder, de ogen van een kind, niet van een vrouw van 60.

Boek kopen?
Trauma Time is te bestellen bij Jane Waltman voor €75,00. 
Als je interesse hebt, kun je mailen naar: j.waltman@solcon.nl