donderdag 24 september 2015

Denken over taal en toon


“Ik heb vandaag weer de gewone dingen gedaan,” schreef ik in mijn allereerste dagboekje. Een onopmerkelijke zin, ware het niet dat ik hem schreef aan tafel in een Engelse dubbeldekker bus die door mijn moeder verbouwd was tot ons huis en waarmee we op reis waren door Europa. Dat ik niet naar school ging, geen televisie keek, maar in plaats daarvan in riviertjes zwom in de Franse Pyreneeën, rotsen beklom in de Spaanse Sierra Nevada, theater speelde op straat in Barcelona, Nederlands, Engels en Spaans sprak (een beetje) en uit volle borst ‘Let it be’ van The Beatles zong. Niet echt gewoon voor een tienjarige uit Amsterdam.

“Ik heb vandaag weer de gewone dingen gedaan,” schreef ik, en door het op te schrijven, werd het een beetje waar. Woorden hebben de kracht, ontdekte ik, om een eigen werkelijkheid tevoorschijn te toveren. Ze hebben meerdere betekenissen en dubbele lagen. Niet alleen als het homoniemen zijn (haar haar), maar ook als ze bijvoorbeeld op een bepaalde manier uitgesproken worden (‘dag schat’ betekent iets anders dan ‘daaaaggg schat’). Vanaf dat allereerste dagboekje werd mijn liefde voor taal steeds groter. Ik leerde luisteren en ik raakte geïnteresseerd in het effect van al die woorden, in hun echte betekenis, in wat er tussen en rondom de woorden gezegd en verzwegen wordt, in hoe ze gebruikt worden om invloed uit te oefenen.

Hoe mooi ik woorden ook vind, onschuldig zijn ze niet. Er zou een gebruiksaanwijzing bij moeten zitten: ‘let op bij verkeerd gebruik kan dit woord schadelijke effecten hebben’. In het stuk van Evert van Voskuilen ‘Onder invloed van het slijk der aarde’ in de vorige OpNieuw, staat dat het op een muur geschilderde gedicht van Van Randwijk “Een volk dat voor tirannen zwicht ….”als pijnlijk ervaren werd door de bestuurders van de stad, die in conflict waren met de buurt over de sloop van woningen en de bouw van de metro. ‘Het verhardde de standpunten’, schrijft Evert.

Het zette me weer eens aan het denken over taal en toon. De toon waarop er in de politiek de laatste jaren gesproken wordt over mensen, bijvoorbeeld. ‘Gelukszoekers’, noemen we mensen die hun eigen land ontvluchten om te proberen ergens anders een betere toekomst op te bouwen. Mooi woord. Wie zoekt er nou geen geluk? Als je het opzoekt met Google, krijg je als betekenis: ‘iemand die zonder een vast plan de wereld intrekt om zijn geluk te beproeven, een avonturier’. Dat klinkt als iemand met lef, dat klinkt als mijn moeder die met ons naar het zuiden reisde op zoek naar geluk. Maar wat sommige politici en media ermee bedoelen, is een immigrant die hier niet welkom is, omdat hij om veiligheidsredenen niet per sé zijn land hoeft te ontvluchten.

Het zette me aan het denken over de toon waarop sommige Amsterdamse politici praten over burgers die zich zorgen maken over de gevolgen van beleid op hun leven. Steeds vaker als een ouder die tegen een lastig kind praat. ‘Niet zo zeuren’, wordt er gezegd, als bewoners het beleid minder enthousiast ontvangen dan verwacht werd. Vinden bewoners iets heel vervelend, zoals de toenemende drukte in de stad, en zeggen ze herhaaldelijk dat het misschien beter is dat niet nog meer te stimuleren, dan ‘klagen’ ze. Ondervinden ze ergens aanwijsbare overlast van, zoals bergen troep in hun straat door het zoveelste leuke feestje, dan is dat ‘een kwestie van perspectief’. Een effectieve tactiek, want als je bewoners degradeert tot ‘klagers’ maak je elk weerwoord tegen je plannen bij voorbaat onschadelijk. Een klagend kind hoef je niet serieus te nemen, toch?

Dat je niet altijd je zin kunt krijgen als mens, is logisch. Soms botst jouw belang met dat van anderen. Maar een overheid die zijn gesprekspartner bij voorbaat uitschakelt met taal die als doel heeft een einde aan het gesprek te maken, is een luie overheid. De Nieuwmarktbuurt bewijst dat een belangenstrijd gevoerd op basis van discussie, uitwisseling van argumenten en zelfs ruzie, soms echt leidt tot betere oplossingen; woningen in plaats van een vierbaansweg. Waar het schuurt en wringt, worden we gedwongen om betere oplossingen te zoeken, om harder na te denken, om meer opties te bekijken, avontuurlijker te zijn, geluk te zoeken misschien wel. En dan niet het geluk dat iemand ons aanpraat met onoprechte woorden, maar een geluk dat we zelf in vrijheid gezocht en gevonden hebben. ‘May the best argument win’.

zondag 16 augustus 2015

We willen allemaal hetzelfde

“De buurt verandert. Ze zullen de kerk binnenkort ook wel verkopen om er appartementen van te maken met van die prachtige glas in lood ramen.”

Deze zin komt uit de film The Drop, een thriller die zich grotendeels afspeelt in een buurtcafé in Brooklyn en de directe buurt eromheen. Een detective zegt het tegen een barman van het lokale café als hij hem ’s ochtends uit de kerk ziet komen waar ze beiden naar de mis geluisterd hebben. Naast het plot over maffia en geld (spannend), gaat de film ook over een veranderende tijd en een veranderende buurt. Van arbeidersbuurt naar een buurt voor mensen uit de midden- en hogere inkomensgroepen. De angst is voelbaar dat niet alleen de lokale kroeg, maar de hele buurt zoals zij hem kennen dreigt te verdwijnen.

Zo’n verandering van een buurt wordt ook wel aangeduid met gentrificatie. Een term die gebruikt wordt om de opwaardering van een buurt of stadsdeel op sociaal, cultureel en economisch gebied aan te duiden, gepaard gaand met een stijging van de prijzen voor onroerend goed. Het begrip deed zijn intrede in de sociologie toen Ruth Glass in de jaren zestig beschreef hoe in Londen de middenklasse de arbeidersklasse verdrong in buurten als bijvoorbeeld East End.

Ook in Amsterdam is veel onderzoek gedaan naar gentrificatie. Onder andere over de Jordaan en de Pijp, de meest bekende voorbeelden van arbeiderswijken die veranderd zijn in wijken voor midden en hogere inkomens. Gentrificatie verloopt vaak volgens hetzelfde patroon. In oude volkswijken komen nieuwe jonge bewoners, aangetrokken door de lage prijzen van de huizen. Deze nieuwe bewoners veranderen en verbeteren de wijk. Het aanbod van de voorzieningen veranderd waardoor de wijk gewilder wordt, vaak ook voor een nieuwe golf bewoners met meer geld. Dat beïnvloedt de prijzen van de huizen en maakt het moeilijker voor de volgende generatie oorspronkelijke bewoners om in de buurt een huis te vinden. Langzaam worden de oorspronkelijke bewoners uit de buurt verdreven en ontstaat een nieuwe gewilde stadswijk.

Er zijn veel gebieden in Amsterdam die zich op deze manier ontwikkelen: onder andere de Staatsliedenbuurt, de Baarsjes en de Indische Buurt. Dit proces gaat zeker niet helemaal vanzelf. Actieve gebiedsontwikkeling vanuit de gemeente en projectontwikkelaars draagt er ook aan bij. Denk aan de ontwikkeling van De Hallen in de oude tramremise op het Bellamyplein of de herinrichting van het Javaplein en het Timorplein met de komst van Studio K, Stay Okay en de Coffee Company. Al die buurten worden steeds ‘hipper’ en daarmee aantrekkelijker voor midden- en hogere inkomensgroepen. Je kunt niet zeggen dat in de Nieuwmarktbuurt of het Wallengebied (postcode 1012) sprake is van gentrificatie, zoals hierboven beschreven. Althans niet recentelijk. De buurt is al in de jaren tachtig ontdekt door krakers en kunstenaars, toen de Zeedijk nog het dagelijks toneel was van junks, dealers en politie in plaats van vrijgezellenfeestjes en wafelshops. Ook het hoge percentage sociale huurwoningen in de Nieuwmarktbuurt, bevochten ten tijde van de bouw van de metro, zorgt ervoor dat een gemengde bevolking in de buurt is blijven bestaan. Cijfers van Onderzoek en Statistiek van de gemeente tonen dat ook aan als het gaat om de samenstelling van de woningvoorraad in de buurt (eigenaar bewoner: 1550, sociale verhuur: 2056, particuliere verhuur: 1890).

Toch zijn er veranderingen zichtbaar en voelbaar. De woningprijzen in de Nieuwmarkt en omgeving zijn behoorlijk gestegen tussen 2002 en 2013. Bron: http://maps.amsterdam.nl/woningwaarde/. Op sommige plekken in het Wallengebied (ook wel gebied 1012 genoemd) een stijging van 1.000 euro per vierkante meter in 10 jaar. Er verdwijnen raambordelen, er komen steeds meer modegaleries, dure koffietentjes, ijswinkels, chique broodbakkers en hippe toko’s bij en in de Damstraat is een paar jaar geleden een Coffee Company geopend. Het uitroepteken achter ‘een goede buurt’! Op de Nieuwmarkt zelf zijn vooral nog cafés en restaurants te vinden en bijna geen gewone winkels meer. Ook de markt richt zich steeds meer op toeristen. Bezoekers verwachten ook geen gewone buurt meer. Een tijdje geleden hoorde ik een groepje toeristen, die langs de ijzerwarenwinkel van Bob J. Braam op de Oude Schans liepen, tegen elkaar zeggen ‘goh zou dat nou nog echt een winkel zijn? Of is die etalage voor de sier?” Dus of je het nou gentrificatie noemt of iets anders, ik ben geen socioloog, de effecten zijn volgens mij vergelijkbaar. Project 1012 waarmee de gemeente in de zomer van 2007 gestart is zal er zeker aan bijgedragen hebben. “Postcodegebied 1012 kenmerkt zich door een grote concentratie van raambordelen en coffeeshops. Met Project 1012 wil de gemeente Amsterdam in het postcodegebied 1012 de criminele infrastructuur doorbreken en een kwalitatief hoogwaardig en divers entreegebied realiseren. Deze doelstellingen vormen tezamen de twee hoofddoelstellingen van Project 1012.“ Bron: www.amsterdam.nl/wonen-leefomgeving/veiligheid/openbare-orde/project-1012/.

De vraag is wat er na gentrificatie komt. Wat ik lees in veel artikelen erover is dat wat eerst een succesvolle verbetering van de buurt lijkt, uiteindelijk leidt tot het verlies van de unieke karaktereigenschappen van diezelfde buurt. Als er in elke succesvolle buurt een Coffee Company een Marqt, een Stach en een Bakkerswinkel verschijnt, wat onderscheidt deze buurten dan nog van elkaar? Het grote gevaar van gentrificatie lijkt dan ook te liggen in eenvormigheid. Alle hippe, creatieve mensen willen blijkbaar hetzelfde. Latte koffie, chique brood en unieke appartementen met mooie glas in lood ramen.

Ook in de Nieuwmarktbuurt speelt een controverse rond een kerk. Niet omdat hij verbouwd wordt tot appartementen, maar omdat een Japanse kunstenaar, Taturo Atzu, een tijdelijk platform op de Oude Kerk wil bouwen met de poëtische naam “The Garden Which is the Nearest to God”. Vanaf dat platform zou men dan een panoramisch uitzicht hebben over het Wallengebied. Het dak wordt getransformeerd tot ‘attractie’ heet het op de site van de Oude Kerk. Waarbij de attractie eruit bestaat dat je de buurt kunt bekijken. Daarmee is de buurt officieel onderdeel van een attractie geworden in plaats van een levende wijk met echte mensen.

donderdag 9 juli 2015

Migratie

Trekvogels waren we,
we pikten pijnboompitten
van de droge grond

tot kromme weduwen
ons verjaagden
met stenen in de rug

en we leerden
dat land altijd van iemand is
ook als er geen hek omheen staat

We spraken een eigen taal
met mensen die we niet verstonden
'heart to heart' zeggen de Engelsen

en het klopt
dat een goed verhaal
geen woorden nodig heeft

Onze moeder sprak

in kleur
van bloemen die ze borduurde
het blauw van een diepe en ondiepe zee
hoe alles verbleekt door zon en zout

en geur
van pijn en tijm en oregano
zeewater op de rotsen
olijfolie met citroen op onze huid

Ze bracht ons van ver
naar steeds dichterbij
en toen zij stil was
schreeuwden wij

om het grote vergeten

Dit gedicht had ik ingestuurd voor de Turing Gedichtenwedstrijd 2015. Daarmee was ik door naar de eerste 1.000 (waar ik heel trots op ben) en toen kreeg ik ook nog deze prachtige beoordeling op het gedicht (waar ik heel blij van werd en bijna van ging huilen, omdat de lezer het zo grondig gelezen heeft).

Een gedicht met een zonder meer episch karakter. In ongekunstelde, eenvoudige bewoordingen weet de dichter(es) hier de kern van een hele levensgeschiedenis en -filosofie op te roepen. Zeer mooi hoe het thema van het voorbijgaande zowel betrekking heeft op de migrerende personages als op het voorbijgaan van de tijd (en daarmee ook wellicht: de hele levenswijze van deze mensen). Wat er overblijft van deze lectuur is niet in de eerste plaats het verdriet over wat voorbijgaat - al doordringt melancholie het hele gedicht - maar vooral een waardebesef van de dingen zelf, in al hun eenvoud: olijfolie en citroen, zonlicht en zout, tijm en oregano: een kleur- smaak- en geurenpalet dat het timbre van een leven vult. En als bindend element, onuitgesproken, natuurlijk de liefde. Mooi tenslotte ook hoe er een synesthesie van de zintuigen en de emoties wordt gecreëerd (pijn en tijm, bijvoorbeeld, of gelijkaardig: het blauw van het diepe en het ondiepe). Deze lezer had alleszins graag verder gelezen dan dit ene gedicht.

zondag 12 april 2015

Rustpunt in de buurt

Soms zijn de dagen zo vol met dingen dat er geen ruimte lijkt om te ademen. Dan probeer ik ruimte te maken tussen de dingen. Ik ga lopend van de ene naar de andere afspraak en droom een beetje weg van de dag die ik zelf veel te vol gepland heb. Op een donderdag om een uur of halfzeven ben ik op weg naar de Boomspijker voor een yogales. Het is juni, maar het wil nog geen zomer worden. De lucht is vochtig en zwaar. Eigenlijk voelt het als september met regen op komst. Het stemt me een beetje weemoedig en zwaarder dan het jaargetijde verdient. Als ik bij de Boomspijker aankom, ben ik te vroeg voor de les. Het restaurant is leeg, degene die de bar bemant scharrelt wat in de keuken.

Ik roep haar en bestel een kopje thee. Met thee en een schrijfblok en pen nestel ik me aan een tafel. Ik geniet van de stille ruimte. Op de binnenplaats hippen vogels heen en weer tussen de bomen. Van de geel verlichte ramen van de huizen die grenzen aan het tuintje gaat een geruststellende warmte uit. Op deze plek voel ik me rustig en geborgen, alsof de drukke dag ineens tot stilstand is gekomen. De yogales is in een grote ruimte boven in het gebouw. Ook hier heerst rust door de hoge plafonds en de grote ramen. Liggend op mijn yogamat zie ik hoe de wolken bewegen tussen de bomen, de huizen en de kerktoren. Ik geef mijn gedachten mee aan de beweging en keer steeds terug bij de kerktoren. Het laatste restje drukte valt van me af. Tussen de dingen is de vrijheid.

dinsdag 13 januari 2015

Wat ons rest

We breien van zachte woorden een trui
Om ons te beschermen tegen de kou
En nog een, en nog een, en nog een
Maar het wil maar niet warmer worden

We breien van ijzeren woorden een maliënkolder
Maar zoals het pantser, wegen de woorden zwaar
En ze willen maar niet lichter worden
Niet lichter, niet lichter, niet lichter

Dit rest ons dan:

Een dunne huid
Ons zachte vlees
Een hart dat met kracht bloed
door onze aderen pompt

Tot het stopt en wij
met het geluid van kogels
achterblijven