donderdag 8 april 2021

Pleidooi voor stilte in het oog van het lawaai

(mijn bijdrage aan de kleine Jan Hanlo essayprijs)

 

‘Men zal nog krijgen dat het nooit meer stil is’, begint Jan Hanlo zijn gedicht

‘Ben je wakker?’

‘Huhh, wat?’, ik probeer mijn ogen open te doen, maar mijn droom laat me nog niet los.

‘Of je wakker bent?’

‘Pffffff, eh, ja, ik geloof het wel.’

‘Wil je koffie?’

‘Ja lekker.’

Aan tafel, in mijn pyjama nog, roer ik met een lepeltje door mijn beker koffie. Tik, tik, tegen de rand. De radio staat aan. Iemand zegt: ‘Luister eens, zo zit het niet. Nee, serieus, kijk……’

Ik luister half, pak mijn telefoon, open Twitter……

‘Joe Biden en Kamala Harris wonnen overtuigend. Is hun boodschap van verbinding besteed aan een land waarin bevolkingsgroepen politiek volstrekt langs elkaar leven?’

…… terwijl mijn droom nog niet helemaal uit mijn hersens verdwenen is. Ik weet niet waar het over ging. Het was druk, dat is het enige dat ervan is blijven hangen.

‘Kijk eens, Trump is natuurlijk gek,’ de radiostem.

Popup: ‘Iris mentioned you on Facebook’.

De balkondeur staat open. Uit een langsrijdende auto klinkt een deuntje. Wat is dat? Pom, pom, pompom pom pompom. Oh ja: I don’t even care for money, cause money can’t buy me love. Zelfs zonder woorden, zijn die woorden er, zo beroemd is de melodie. Het geluid is inmiddels weggestorven. Ik hoor een vogel fluiten en scroll verder over het scherm van mijn telefoon.

‘Huidige en toekomstige leiders moeten getraind worden om circulair te denken.’

‘Milieucriminelen plunderen de Amazone.’

‘Man uit Zeeland heeft jarenlang de kinderen van zijn vriendin laten misbruiken.’

‘Moeten de zakmessen van de scouts straks achter slot en grendel?’

Ik scan de korte berichten. Klik af en toe iets aan.

‘Als je mee wilt praten, moet je ook wat te zeggen hebben,’ reageert iemand op Twitter op een bericht.

‘Maar wie zegt er dat Biden niet liegt?’, de radio weer, andere stem. Want elke stelling moet een voor-en tegenstander hebben.

Meer koffie. Zonder koffie gaat het niet. Geniet dan ook van je koffie. Van je man. Van de ochtendrust. Weg met die telefoon.

‘Heb je eigenlijk lekker geslapen schat?’, vraag ik aan mijn man.

Popup: ‘Yoga Girl: Come back home to yourself, your body is intelligent, what is it trying to tell you?’.

Mijn man: ‘Ja, maar ik had een vreemde droom, waarin …….’.Terwijl hij tegen me praat, denk ik aan alles wat ik straks moet doen.

‘Sorry schat, ik moet onder de douche’, onderbreek ik zijn verhaal, ‘overleg over tien minuten.’

In mijn onderbroek start ik mijn laptop vast op.

Popup in mijn linkerooghoek: ‘Typ hier om te zoeken’.

Maar als ik nou een keer niks wil vinden? ‘Wie iets vindt, heeft slecht gezocht’, schreef Rutger Kopland.

‘Ting. Time for your yoga lesson.’

Oh ja, ik ging yoga doen, elke ochtend, voor het werken. Toch nog snel even proberen, voor ik in de douche stap. Mat op de grond, app aan, zitten, rustig ademen.

‘Are you ready? Start.’

Ik adem in.

‘Pling, pling.’ Whatsapp. ‘Sharon Dijksma wordt de nieuwe burgemeester van Utrecht.’

‘Pling.’ ‘Die is snel weer weg’

‘Pling, pling.’ Whatsapp. ‘Sharon Dijksma wordt de nieuwe burgemeester van Utrecht.’ Volgende Whatsappgroep.

‘Pling.’ ‘Tsja.’

‘Only three more breaths. Stay in the now. Breath in, breath out.’ Geen tijd meer. Ik klik de app weg en spring onder de douche.

De eerste zoomvergadering van de dag met nat haar, mijn huid nog klam van het douchen. Tien collega’s waarvan ik er maar vier zie op mijn scherm. Wie zijn er stiekem aanwezig? Ik wil ook stiekem aanwezig zijn. In stilte. Als een vlieg aan de muur. Microfoon uit. Camera uit. Alleen maar luisteren, niet meedoen. Ik maak stiekem een smoothie. Zoek op wat er ook alweer in moest. Maar dan voel ik me toch bezwaard. Camera aan. Witte achtergrond. Ze hoeven niet allemaal te weten dat het huis vol hangt met was. Terwijl ik luister naar de voorzitter van de vergadering, check ik ondertussen mijn mail en mijn agenda.

‘Pling, pling.’ Whatsapp. ‘Doe je ook mee met ommetje? Ga de competitie aan met je collega’s.’

Ik download de app en maak een account aan.

Als de vergadering afgelopen is, ga ik naar buiten. Even mijn auto ophalen in de garage, om boodschappen te doen. In de korte wandeling in de frisse lucht probeer ik mijn hoofd leeg te maken. Ik concentreer me op mijn omgeving. Vandaag, zomaar ineens, ruikt het naar winter. Kou om de neus, stilte in de lucht. Ik pluk twee zandkleurige takjes en bedenk dat ik die straks op een wit stuk papier ga leggen om er een foto van te maken. Beeld van rust op rust. Leegte. Stilte. #Enjoythelittlethings. #Peace. De zon strooit goud over een boom. Mooie foto, denk ik. Ik pak mijn telefoon, klik en deel de foto op Instagram #fall #lightismyfavouritecolour.

‘Leg die telefoon nou eens weg’, spreek ik mezelf toe. Terwijl ik de telefoon in mijn tas stop, licht het scherm op.

Popup: ‘Tijd voor je ommetje.’

Oh ja, even aanzetten, die nieuwe app.

‘Swoezzzj. Je bent aan het lopen. Lock je telefoon en geniet van de omgeving.’

Ik stop eindelijk de telefoon in mijn tas en kijk om me heen.

‘Leren van het verleden’ spreekt een mevrouw mij ernstig toe vanaf een billboard. Haar verhaal gaat over oorlog en verzet. ‘De Plantage Oase van Amsterdam’, staat erboven. ‘Welkom in onze heerlijke buurt’, staat eronder. Oorlog, verzet en citymarketing in één poster want alle informatie moet en zal expliciet gemaakt worden. Het cynisme doet bijna pijn.

Bij het zebrapad knippert een bewegend billboard. ‘New York misses you too’ afgewisseld met ‘Ik hou (afstand) van jou’. Voor het stoplicht staat iedereen dicht op elkaar te wachten tot het licht op groen springt. Auto’s razen voorbij. Als het licht voor ons op groen en voor hun op rood springt, draaien ze ongeduldig briesend stationair. Ik loop door, terwijl ik uit mijn ooghoek in de gaten hou of er niet plotseling één optrekt. Als ik in de parkeergarage naar mijn auto loop, hoor ik de airco zoemen. Een harde ruis die de lege grijze ruimte vult. Zo voelt het in mijn hoofd inmiddels ook.

Het gedicht van Jan Hanlo gaat zo verder:

‘……….en dat voortdurend ’s nachts en altijd de verdoemde rotmotoren om je kop ronken
zodat het zoemen van machines voortaan altijd
door de lucht gaat
knalpottende raketten rondstotteren
en dat geen plekje hei of wei
geen kilometer aardig lenteland meer vrij is
van hun gezoem waarmee ze alles verpesten’

In dit gedicht is het geluid nog iets externs. Bij mij is het zoemen, knalpotten en stotteren inmiddels doorgedrongen tot in mijn hersenen. Het lawaai van buiten en binnen is één geheel geworden. Het gebruik van de smartphone, de toegang tot sociale media, allerlei praktische apps die mij niet alleen vermaken, maar mij ook aanzetten tot doen, denken, reageren, hebben van de stilte een schaars goed gemaakt. En dan niet alleen van de stilte in de zin van de afwezigheid van geluid, maar ook stilte in de zin van verstilling, concentratie. Omdat ik nog opgegroeid ben in een tijd zonder afleiding, met veel momenten van verveling, en uit liefde voor boeken altijd veel gelezen heb, weet ik gelukkig nog de concentratie op te brengen om boeken en lange stukken te lezen. Maar ik voel dat het moeilijker wordt. Dat ik moet vechten om het opbrengen van dat soort concentratie te behouden. De continue aanwezigheid van informatie en vermaak, het digitale gesprek dat soms voelt als schaken op een heleboel borden tegelijk, maar vooral het steeds onderbroken worden, knipt de tijd in kleine stukjes en versnippert mijn uren, mijn dagen, mijn leven. Terwijl ik bijna nergens méér van hou dan van het tegenovergestelde. Van het gevoel te verdwijnen in de tijd.

Stilte is voor mij sterk verbonden met de geconcentreerde beleving van tijd. In haar boek Stil de tijd haalt Joke Hermsen de tijdfilosofie van Henri Bergson aan. Die noemt die beleving waarin we de tijd vergeten de ‘werkelijke of reële tijd.’ Deze tijd (de werkelijke tijd, dus) ‘is meer in harmonie met onszelf en met de fysieke wereld om ons heen….en wordt door Bergson gekarakteriseerd als duur, de tijd als duur.’ Wat ik ervan begrijp betoogt hij ook dat deze tijd geen afbakening heeft, maar een voortduren van de tijd is, waarbij verleden en heden in elkaar overgaan, zonder einde en begin. Deze omschrijving van de tijd raakt me, omdat het naadloos aansluit bij hoe ik het voel en bij wat ik mis. Dat de tijd van dromen of geconcentreerd bezig zijn met iets, voller en echter aanvoelt.
‘Leg die telefoon dan weg’, zeg ik vaak tegen mezelf. ‘Lees een boek. Doe yoga. Mediteer. Schrijf.’
Al die dingen brengen me meer terug in die voortdurende tijd en de stilte waar ik naar op zoek ben en toch pak ik steeds weer mijn telefoon.

Er is al veel geschreven over waarom de smartphone zo verslavend is. De apps zorgen met hun systeem van beloning -de blauwe vinkjes als je bericht gelezen is bijvoorbeeld en de mogelijkheid om direct te reageren- voor dopamine-impulsen in onze hersenen die ons plezier en genot verschaffen. De meldingen op ons scherm vragen om aandacht, om ons steeds weer terug naar de apps te lokken. Deze zijn ontworpen om het op te nemen tegen onze concentratie en zijn daarin zeer succesvol. Bovendien hebben wij mensen behoefte aan sociaal contact. Nu fysiek contact en nabijheid in de coronapandemie gezondheidsrisico’s met zich mee kunnen brengen, is digitaal contact nog belangrijker geworden. Dus hoewel de smartphone onze concentratie versnippert, komt hij ook tegemoet aan onze behoeften. Het is een deur naar heel veel moois en veel contact.

Ik vond tijdens een scrollsessie een oud stuk uit de Groene Amsterdammer over Vivian Gornick, wiens sprankelende essays ik toen ben gaan lezen. Die mij weer op Edward Gosse brachten. Die het prachtige Father and Son schreef over hoe een jongetje in een streng gelovig gezin zijn eigen stem ontdekt en daarmee zijn eigen gezelschap. Via Brainpickings.org, de oneindige literaire verwijssite van Maria Popova, leerde ik Olivia Laing kennen en haar boek The Lonely City. Dat bracht me weer bij David Wojnarowicz, die Close to the Knives schreef, het meest krachtige, prachtige boek over de beginperiode van AIDS in Amerika en alle politieke implicaties rondom zorg. Zeer belangwekkend, zeker nu. Via Instagram weet ik dan weer dat ook mijn heldin Patti Smith fan is van Maria Popova, wat mij een gevoel van verbondenheid met haar geeft, hoe onzinnig dat ook is. En dan heb ik het nog niet over alle recepten die ik gevonden en uitgeprobeerd heb en alle kennis die ik opgedaan heb over zoveel verschillende onderwerpen. Die deur naar een oneindige hoeveelheid informatie van over de hele wereld, vind ik nog altijd een ongelofelijke uitvinding en ik zou die ook niet meer willen missen. Ik ben het dus eens met Jan Hanlo, die in zijn gedicht schrijft: ‘Het vinden en verbeteren zélf is mooi.’

En toch voel ik me gevangen door mijn telefoon met al zijn handige apps. En toch voel ik de behoefte om mijn recht op stilte en concentratie te bewaken. Daarover haalt Hermsen in haar boek opnieuw Bergson aan, die stelt: ‘dat het domein van de menselijke vrijheid zich …… openbaart op het niveau van de duur en het diepe zelf. We zijn pas echt vrij wanneer we ons van het op praktische zaken gerichte ik bevrijden, onze intuïtie richten op de tijd als duur en zo opnieuw bezit kunnen nemen van onszelf.’ Bergson wilde ‘de mens redden van de dreiging en vervreemding die uitgaan van een louter door de kloktijd geregeerde samenleving. Hij vreesde de automatisering en de verdingelijking van de mens vanwege de oprukkende industrialisering en de toenemende regulering van de klok.’

Dit gevoel van geleefd worden is alleen maar toegenomen nu de smartphone vastgegroeid lijkt aan mijn lichaam. Nu ik het in mijn eentje dagelijks moet opnemen tegen een leger aandachttrekkers. Het lawaai stoppen, gaat niet meer lukken. Daarvoor is het te alomtegenwoordig. Maar wat dan wel? In een meditatie heb ik eens ervaren dat ik de heavy metal die mijn man in de huiskamer draaide na een paar minuten niet meer hoorde, hetgeen ik pas besefte toen ik weer uit de meditatie terugkwam. Door de oefening in die meditatie, die erop gericht was om geluid alleen te benoemen als geluid en er verder geen aandacht aan te geven, was de muziek geen onderdeel meer van mijn bewuste beleving. Je stilte laten onderbreken is dus ook ergens in de hersens een keuze. En dus ga ik me oefenen in het zoeken naar stilte in het oog van het lawaai. Om te voorkomen dat het gevolg van een fantastische uitvinding, en ik parafraseer hier Hanlo, toch maar een massa doelloze media is, a-sociale media.