(mijn bijdrage aan de kleine Jan Hanlo essayprijs)
‘Men
zal nog krijgen dat het nooit meer stil is’, begint Jan Hanlo zijn gedicht
‘Ben
je wakker?’
‘Huhh,
wat?’, ik probeer mijn ogen open te doen, maar mijn droom laat me nog niet los.
‘Of je
wakker bent?’
‘Pffffff,
eh, ja, ik geloof het wel.’
‘Wil
je koffie?’
‘Ja lekker.’
Aan
tafel, in mijn pyjama nog, roer ik met een lepeltje door mijn beker koffie.
Tik, tik, tegen de rand. De radio staat aan. Iemand zegt: ‘Luister eens, zo zit
het niet. Nee, serieus, kijk……’
Ik luister
half, pak mijn telefoon, open Twitter……
‘Joe
Biden en Kamala Harris wonnen overtuigend. Is hun boodschap van verbinding
besteed aan een land waarin bevolkingsgroepen politiek volstrekt langs elkaar
leven?’
…… terwijl
mijn droom nog niet helemaal uit mijn hersens verdwenen is. Ik weet niet waar
het over ging. Het was druk, dat is het enige dat ervan is blijven hangen.
‘Kijk
eens, Trump is natuurlijk gek,’ de radiostem.
Popup:
‘Iris mentioned you on Facebook’.
De
balkondeur staat open. Uit een langsrijdende auto klinkt een deuntje. Wat is
dat? Pom, pom, pompom pom pompom. Oh ja: I don’t even care for money, cause
money can’t buy me love. Zelfs zonder woorden, zijn die woorden er, zo beroemd
is de melodie. Het geluid is inmiddels weggestorven. Ik hoor een vogel fluiten
en scroll verder over het scherm van mijn telefoon.
‘Huidige
en toekomstige leiders moeten getraind worden om circulair te denken.’
‘Milieucriminelen
plunderen de Amazone.’
‘Man
uit Zeeland heeft jarenlang de kinderen van zijn vriendin laten misbruiken.’
‘Moeten
de zakmessen van de scouts straks achter slot en grendel?’
Ik
scan de korte berichten. Klik af en toe iets aan.
‘Als
je mee wilt praten, moet je ook wat te zeggen hebben,’ reageert iemand op
Twitter op een bericht.
‘Maar
wie zegt er dat Biden niet liegt?’, de radio weer, andere stem. Want elke
stelling moet een voor-en tegenstander hebben.
Meer
koffie. Zonder koffie gaat het niet. Geniet dan ook van je koffie. Van je man.
Van de ochtendrust. Weg met die telefoon.
‘Heb
je eigenlijk lekker geslapen schat?’, vraag ik aan mijn man.
Popup:
‘Yoga Girl: Come back home to yourself, your body is intelligent, what is it
trying to tell you?’.
Mijn
man: ‘Ja, maar ik had een vreemde droom, waarin …….’.Terwijl hij tegen me
praat, denk ik aan alles wat ik straks moet doen.
‘Sorry
schat, ik moet onder de douche’, onderbreek ik zijn verhaal, ‘overleg over tien
minuten.’
In
mijn onderbroek start ik mijn laptop vast op.
Popup
in mijn linkerooghoek: ‘Typ hier om te zoeken’.
Maar
als ik nou een keer niks wil vinden? ‘Wie iets vindt, heeft slecht gezocht’,
schreef Rutger Kopland.
‘Ting.
Time for your yoga lesson.’
Oh ja,
ik ging yoga doen, elke ochtend, voor het werken. Toch nog snel even proberen,
voor ik in de douche stap. Mat op de grond, app aan, zitten, rustig ademen.
‘Are
you ready? Start.’
Ik
adem in.
‘Pling,
pling.’ Whatsapp. ‘Sharon Dijksma wordt de nieuwe burgemeester van Utrecht.’
‘Pling.’
‘Die is snel weer weg’
‘Pling,
pling.’ Whatsapp. ‘Sharon Dijksma wordt de nieuwe burgemeester van Utrecht.’
Volgende Whatsappgroep.
‘Pling.’
‘Tsja.’
‘Only
three more breaths. Stay in the now. Breath in, breath out.’ Geen tijd meer. Ik
klik de app weg en spring onder de douche.
De eerste
zoomvergadering van de dag met nat haar, mijn huid nog klam van het douchen.
Tien collega’s waarvan ik er maar vier zie op mijn scherm. Wie zijn er stiekem
aanwezig? Ik wil ook stiekem aanwezig zijn. In stilte. Als een vlieg aan de
muur. Microfoon uit. Camera uit. Alleen maar luisteren, niet meedoen. Ik maak
stiekem een smoothie. Zoek op wat er ook alweer in moest. Maar dan voel ik me
toch bezwaard. Camera aan. Witte achtergrond. Ze hoeven niet allemaal te weten
dat het huis vol hangt met was. Terwijl ik luister naar de voorzitter van de
vergadering, check ik ondertussen mijn mail en mijn agenda.
‘Pling,
pling.’ Whatsapp. ‘Doe je ook mee met ommetje? Ga de competitie aan met je
collega’s.’
Ik
download de app en maak een account aan.
Als de
vergadering afgelopen is, ga ik naar buiten. Even mijn auto ophalen in de
garage, om boodschappen te doen. In de korte wandeling in de frisse lucht
probeer ik mijn hoofd leeg te maken. Ik concentreer me op mijn omgeving. Vandaag,
zomaar ineens, ruikt het naar winter. Kou om de neus, stilte in de lucht. Ik
pluk twee zandkleurige takjes en bedenk dat ik die straks op een wit stuk
papier ga leggen om er een foto van te maken. Beeld van rust op rust. Leegte.
Stilte. #Enjoythelittlethings. #Peace. De zon strooit goud over een boom. Mooie
foto, denk ik. Ik pak mijn telefoon, klik en deel de foto op Instagram #fall
#lightismyfavouritecolour.
‘Leg
die telefoon nou eens weg’, spreek ik mezelf toe. Terwijl ik de telefoon in
mijn tas stop, licht het scherm op.
Popup:
‘Tijd voor je ommetje.’
Oh ja,
even aanzetten, die nieuwe app.
‘Swoezzzj.
Je bent aan het lopen. Lock je telefoon en geniet van de omgeving.’
Ik
stop eindelijk de telefoon in mijn tas en kijk om me heen.
‘Leren
van het verleden’ spreekt een mevrouw mij ernstig toe vanaf een billboard. Haar
verhaal gaat over oorlog en verzet. ‘De Plantage Oase van Amsterdam’, staat erboven.
‘Welkom in onze heerlijke buurt’, staat eronder. Oorlog, verzet en
citymarketing in één poster want alle informatie moet en zal expliciet gemaakt
worden. Het cynisme doet bijna pijn.
Bij
het zebrapad knippert een bewegend billboard. ‘New York misses you too’ afgewisseld
met ‘Ik hou (afstand) van jou’. Voor het stoplicht staat iedereen dicht op elkaar
te wachten tot het licht op groen springt. Auto’s razen voorbij. Als het licht
voor ons op groen en voor hun op rood springt, draaien ze ongeduldig briesend stationair.
Ik loop door, terwijl ik uit mijn ooghoek in de gaten hou of er niet plotseling
één optrekt. Als ik in de parkeergarage naar mijn auto loop, hoor ik de airco
zoemen. Een harde ruis die de lege grijze ruimte vult. Zo voelt het in mijn
hoofd inmiddels ook.
Het
gedicht van Jan Hanlo gaat zo verder:
‘……….en
dat voortdurend ’s nachts en altijd de verdoemde rotmotoren om je kop ronken
zodat het zoemen van machines voortaan altijd
door de lucht gaat
knalpottende raketten rondstotteren
en dat geen plekje hei of wei
geen kilometer aardig lenteland meer vrij is
van hun gezoem waarmee ze alles verpesten’
In dit
gedicht is het geluid nog iets externs. Bij mij is het zoemen, knalpotten en
stotteren inmiddels doorgedrongen tot in mijn hersenen. Het lawaai van buiten
en binnen is één geheel geworden. Het gebruik van de smartphone, de toegang tot
sociale media, allerlei praktische apps die mij niet alleen vermaken, maar mij
ook aanzetten tot doen, denken, reageren, hebben van de stilte een schaars goed
gemaakt. En dan niet alleen van de stilte in de zin van de afwezigheid van
geluid, maar ook stilte in de zin van verstilling, concentratie. Omdat ik nog
opgegroeid ben in een tijd zonder afleiding, met veel momenten van verveling,
en uit liefde voor boeken altijd veel gelezen heb, weet ik gelukkig nog de
concentratie op te brengen om boeken en lange stukken te lezen. Maar ik voel
dat het moeilijker wordt. Dat ik moet vechten om het opbrengen van dat soort concentratie
te behouden. De continue aanwezigheid van informatie en vermaak, het digitale
gesprek dat soms voelt als schaken op een heleboel borden tegelijk, maar vooral
het steeds onderbroken worden, knipt de tijd in kleine stukjes en versnippert
mijn uren, mijn dagen, mijn leven. Terwijl ik bijna nergens méér van hou dan van
het tegenovergestelde. Van het gevoel te verdwijnen in de tijd.
Stilte
is voor mij sterk verbonden met de geconcentreerde beleving van tijd. In haar
boek Stil de tijd haalt Joke Hermsen de tijdfilosofie van Henri Bergson
aan. Die noemt die beleving waarin we de tijd vergeten de ‘werkelijke of reële
tijd.’ Deze tijd (de werkelijke tijd, dus) ‘is meer in harmonie met onszelf en
met de fysieke wereld om ons heen….en wordt door Bergson gekarakteriseerd als
duur, de tijd als duur.’ Wat ik ervan begrijp betoogt hij ook dat deze tijd
geen afbakening heeft, maar een voortduren van de tijd is, waarbij verleden en
heden in elkaar overgaan, zonder einde en begin. Deze omschrijving van de tijd raakt
me, omdat het naadloos aansluit bij hoe ik het voel en bij wat ik mis. Dat de
tijd van dromen of geconcentreerd bezig zijn met iets, voller en echter
aanvoelt.
‘Leg die telefoon dan weg’, zeg ik vaak tegen mezelf. ‘Lees een boek. Doe yoga.
Mediteer. Schrijf.’
Al die dingen brengen me meer terug in die voortdurende tijd en de stilte waar
ik naar op zoek ben en toch pak ik steeds weer mijn telefoon.
Er is
al veel geschreven over waarom de smartphone zo verslavend is. De apps zorgen
met hun systeem van beloning -de blauwe vinkjes als je bericht gelezen is
bijvoorbeeld en de mogelijkheid om direct te reageren- voor dopamine-impulsen
in onze hersenen die ons plezier en genot verschaffen. De meldingen op ons
scherm vragen om aandacht, om ons steeds weer terug naar de apps te lokken. Deze
zijn ontworpen om het op te nemen tegen onze concentratie en zijn daarin zeer
succesvol. Bovendien hebben wij mensen behoefte aan sociaal contact. Nu fysiek
contact en nabijheid in de coronapandemie gezondheidsrisico’s met zich mee
kunnen brengen, is digitaal contact nog belangrijker geworden. Dus hoewel de
smartphone onze concentratie versnippert, komt hij ook tegemoet aan onze
behoeften. Het is een deur naar heel veel moois en veel contact.
Ik
vond tijdens een scrollsessie een oud stuk uit de Groene Amsterdammer over
Vivian Gornick, wiens sprankelende essays ik toen ben gaan lezen. Die mij weer
op Edward Gosse brachten. Die het prachtige Father and Son schreef over hoe een
jongetje in een streng gelovig gezin zijn eigen stem ontdekt en daarmee zijn
eigen gezelschap. Via Brainpickings.org, de oneindige literaire verwijssite van
Maria Popova, leerde ik Olivia Laing kennen en haar boek The Lonely City. Dat
bracht me weer bij David Wojnarowicz, die Close to the Knives schreef, het
meest krachtige, prachtige boek over de beginperiode van AIDS in Amerika en
alle politieke implicaties rondom zorg. Zeer belangwekkend, zeker nu. Via
Instagram weet ik dan weer dat ook mijn heldin Patti Smith fan is van Maria
Popova, wat mij een gevoel van verbondenheid met haar geeft, hoe onzinnig dat
ook is. En dan heb ik het nog niet over alle recepten die ik gevonden en
uitgeprobeerd heb en alle kennis die ik opgedaan heb over zoveel verschillende onderwerpen.
Die deur naar een oneindige hoeveelheid informatie van over de hele wereld, vind
ik nog altijd een ongelofelijke uitvinding en ik zou die ook niet meer willen
missen. Ik ben het dus eens met Jan Hanlo, die in zijn gedicht schrijft: ‘Het
vinden en verbeteren zélf is mooi.’
En
toch voel ik me gevangen door mijn telefoon met al zijn handige apps. En toch
voel ik de behoefte om mijn recht op stilte en concentratie te bewaken. Daarover
haalt Hermsen in haar boek opnieuw Bergson aan, die stelt: ‘dat het domein van
de menselijke vrijheid zich …… openbaart op het niveau van de duur en het diepe
zelf. We zijn pas echt vrij wanneer we ons van het op praktische zaken gerichte
ik bevrijden, onze intuïtie richten op de tijd als duur en zo opnieuw bezit
kunnen nemen van onszelf.’ Bergson wilde ‘de mens redden van de dreiging en
vervreemding die uitgaan van een louter door de kloktijd geregeerde
samenleving. Hij vreesde de automatisering en de verdingelijking van de mens
vanwege de oprukkende industrialisering en de toenemende regulering van de
klok.’
Dit
gevoel van geleefd worden is alleen maar toegenomen nu de smartphone
vastgegroeid lijkt aan mijn lichaam. Nu ik het in mijn eentje dagelijks moet
opnemen tegen een leger aandachttrekkers. Het lawaai stoppen, gaat niet meer
lukken. Daarvoor is het te alomtegenwoordig. Maar wat dan wel? In een meditatie
heb ik eens ervaren dat ik de heavy metal die mijn man in de huiskamer draaide na
een paar minuten niet meer hoorde, hetgeen ik pas besefte toen ik weer uit de
meditatie terugkwam. Door de oefening in die meditatie, die erop gericht was om
geluid alleen te benoemen als geluid en er verder geen aandacht aan te geven,
was de muziek geen onderdeel meer van mijn bewuste beleving. Je stilte laten
onderbreken is dus ook ergens in de hersens een keuze. En dus ga ik me oefenen
in het zoeken naar stilte in het oog van het lawaai. Om te voorkomen dat het
gevolg van een fantastische uitvinding, en ik parafraseer hier Hanlo, toch maar
een massa doelloze media is, a-sociale media.