Het is het oudste park van Amsterdam, aangelegd in 1812. Eén van de kleinste postzegeltjes groen op de kaart van Amsterdam én het groene hart voor bewoners uit de Kadijken, de Plantagebuurt, de Weesperbuurt en de Nieuwmarktbuurt.
Voor mij is het een verlengstuk van mijn huis. Elke ochtend geniet ik van het licht dat door de bomen speelt en elke avond van de zonsondergang. In de lente is het de eerste plek waar ik bloemen boven de grond zie komen en het frisse lichte groen van de eerste blaadjes aan de bomen blijft een terugkerende verrukking. Op het gras langs het water van de Nieuwe Herengracht zwemmen pluizige eendjes, meerkoetjes met hun hoge gepiep en jonge grijze zwanen. In de zomer picknick ik met vrienden langs de waterkant of zoek ik verkoeling met mijn voeten in het water van de fontein. In de herfst, als de bomen hun bladeren verliezen, is er dankzij het gras en de struiken nog groen te zien, zodat de belofte van een nieuwe lente nooit ver weg is. In de winter is het een oase van stilte in een drukke stad en een toevluchtsoord voor vogels. Als het gesneeuwd heeft, is het een wonderland waar de sfinxen bij de ingang met hun lantarens over waken.
Het is ook een bekende herdenkingsplek. In de rechterhoek van het park ligt het spiegelmonument van Jan Wolkers, opgebouwd uit gebroken spiegels met het opschrift ‘Nooit meer Auschwitz’. Een bedrieglijk eenvoudige, maar diep doorvoelde poëtische verbeelding van het feit dat de Holocaust de wereld voor altijd heeft veranderd. De lucht boven die spiegels zal nooit meer ongeschonden zijn. In de woorden van Jan Wolkers: “In een visioen van rechtvaardigheid zie je de blauwe lucht boven je vol barsten trekken, alsof de verschrikking die daar op aarde onder haar heeft plaatsgehad voorgoed de eeuwigheid geschonden heeft.” Er komen bijna dagelijks bezoekers, alleen of in groepjes. En elk jaar op de laatste zondag van januari is het weer indrukwekkend hoeveel mensen er in stilte de Auschwitzherdenking bijwonen.
Het kleine parkje biedt veel aan veel verschillende mensen. Ik zie er ’s ochtends heel vroeg een man de krant lezen op een bankje voordat hij aan zijn dag begint. Ik zie in het park en in het aangrenzende sportpark mensen rondjes joggen, yoga doen, trainen onder begeleiding van een personal trainer, volleyballen, jeu de boulen. Buurtbewoners wandelen er meerdere keren per dag met hun hond(en). Nieuwe studenten uit het studentenhuis aan de Plantage Middenlaan beleven er hun ontgroening. Dolly Bellefleur host er op het jaarlijkse buurtfeest waar jongeren uit de buurt optreden. Toeristen liggen er te zonnen. Bezoekers van de Plantagebuurt rusten er tijdens een wandeling even uit. En op internet vond ik een bericht van een Amerikaan die tijdelijk in Amsterdam woont en werkt en die op zijn bucketlist (een lijst van dingen die je gedaan wil hebben in je leven) heeft staan: “relaxing in the Wertheimpark”.
Natuurlijk is niet iedereen zo enthousiast over het park als ik. Er zijn ook mensen die vinden dat het een te klein stukje groen is met te veel hondenpoep om er je kind veilig te laten spelen. Dat het een trekpleister is voor dronkenlappen en de verkeerde soort toeristen die er jointjes rokend in het gras liggen. En ook dat is waar. Hoewel het in omvang niet veel voorstelt, is het dus een echt stadspark; het enige binnen de grenzen van stadsdeel Centrum. Toegewijd aan herdenken en tegelijkertijd intensief gebruikt.
Nu dreigt deze mooie balans door te slaan naar het herdenken. Op 18 maart 2014 heeft het College van Burgemeester & Wethouders van Amsterdam besloten akkoord te gaan met het voornemen om nog een Holocaustmonument te vestigen in het Wertheimpark. Het zogenaamde Nationale Holocaust Monument, ook wel ‘het pad van licht’, ontworpen door de architect Daniel Libeskind. Het zal bestaan uit op- en aflopende wanden van glad gepolijst beton van een donker-blauwgrijze kleur met daarin 102.000 namen van Nederlandse Holocaustslachtoffers. Het hoogste punt van het monument zal 4.76 meter boven het maaiveld uitsteken. De beoogde plek voor het monument is tussen het monument van Jan Wolkers en het hek van het sportpark.
Op 16 april is er een inspraakbijeenkomst geweest (waarvoor op 3 april de uitnodigingen verstuurd zijn). Stadsdeel Centrum meldt in haar verslag van die bijeenkomst dat zij verwacht dat de komst van dit namenmonument 250.000 bezoekers per jaar zal trekken, 21.000 per maand of 700 per dag. Bovenop de 2 miljoen mensen die nu al jaarlijks de Plantagebuurt bezoeken. Dat kan de buurt en dit kleine parkje niet absorberen zonder dat het een heel stuk minder leefbaar wordt.
Volgens het bestuur van het stadsdeel zal deze toename van bezoekers nauwelijks leiden tot een toename van autoverkeer, aangezien de meeste bezoekers met openbaar vervoer, de fiets of te voet zullen komen. Ook verwacht men dat slechts een klein percentage zal komen per touringcar. In- en uitstappen vindt plaats bij Artis. De aanleg van een touringcarhalte bij het Wertheimpark wordt pas overwogen als daar aanleiding toe zal blijken. Waar de optimistische inschatting op gebaseerd is dat deze toename van bezoekers niet voor een toename van auto’s en touringcars zal zorgen, wordt nergens toegelicht. Mijn eigen ervaring is dat juist veel bezoekers van de Plantagebuurt per touringcar, met de hop-on-hop-of-bus of met de auto komen.
Omdat er veel onrust is ontstaan over de plaatsing van het Namenmonument in het Wertheimpark en de inspraakprocedure eromheen, heeft het algemeen bestuur van Stadsdeel Centrum op 17 juni, in een openbare vergadering, het besluit om medewerking te verlenen aangehouden. Boudewijn Oranje vertelde op diezelfde vergadering dat Burgemeester Van der Laan van plan was om alsnog zelf met buurtbewoners in gesprek te gaan. Op woensdag 2 juli is er een besloten gesprek geweest met een aantal buurtbewoners, Karina Wolkers, de weduwe van Jan Wolkers, Burgemeester Van der Laan, Felix Rottenberg (in welke hoedanigheid is niet duidelijk), Boudewijn Oranje, lid van de bestuurscommissie van Stadsdeel Centrum, Jacques Grishaver van het Auschwitz Committee en initiatiefnemer van het Nationale Namenmonument en Matthijs Erdman van de familiestichting Wertheim. Daar zijn de bezwaren tegen de komst van het Namenmonument in het Wertheimpark nogmaals kenbaar gemaakt. Waarom juist deze mensen uitgenodigd zijn en niet een brede selectie van buurtbewoners, is niet duidelijk.
De bezwaren richtten zich onder andere op aantasting van de inrichting en het karakter van het park, op het verdwijnen van groen, op de overlast van grote aantallen bezoekers en op het besluitvormingsproces. Burgemeester Van der Laan en Boudewijn Oranje hebben beloofd deze zomer te gebruiken om fair en grondig de bezwaren op een rij te zetten en te bezien welke te ondervangen zijn en welke niet.
Ik wens ze daarbij veel wijsheid toe. Misschien dat ze wat tijd in het park kunnen doorbrengen. Dat helpt vast om tot een besluit te komen dat tegemoetkomt aan de behoefte om te herdenken en ook ruimte laat om hier en nu nieuwe herinneringen te maken.
Voor wie meer informatie wil:
twitter.com/wertheimpark
www.facebook.com/vriendenvanhetwertheimpark
www.centrum.amsterdam.nl/projecten
www.holocaustnamenmonument.nl
maandag 10 november 2014
dinsdag 23 september 2014
Almost waking up
Through the open window
the city is like a soundmachine
without an off switch
It tries to wake me up
but I am not ready
to start this day
So I curl up to you
Breathe with your breath
Till you carry me back to sleep
Like driftwood in a calm sea
Sati
the city is like a soundmachine
without an off switch
It tries to wake me up
but I am not ready
to start this day
So I curl up to you
Breathe with your breath
Till you carry me back to sleep
Like driftwood in a calm sea
Sati
zondag 13 juli 2014
Herenfiets
Een herenfiets lag op zijn zij
zijn achterlicht nog aan,
alsof hij wilde zeggen:
"ik lig hier wel,
maar ik zou eigenlijk moeten gaan"
zijn achterlicht nog aan,
alsof hij wilde zeggen:
"ik lig hier wel,
maar ik zou eigenlijk moeten gaan"
Familie, vrienden en buren vangen dat wel op
“Heb je lekker gegeten?”, vroeg ik laatst aan mijn vader van 81.
“Ach”, zei hij “je gaat er nog net niet dood van”.
Zijn gevoel voor humor is hij gelukkig nog niet verloren.
“Everybody wants to go to heaven, but none of them want to die”, zingt Peter Tosh, en zo is het ook een beetje met oud worden, iedereen wil oud worden, maar niemand wil oud zijn.
“Weet je wat het ergste is?”, zegt mijn vader “je telt niet meer mee. Je bent er wel, maar je telt niet meer.”
Ze zijn er natuurlijk, de mensen die zeventig worden fietsend door de polder, of tachtig en nog aan de yoga. Maar het grootste deel van de mensen wordt oud met gebreken. We worden langzamer, horen minder goed, zien minder goed en kunnen niet meer alles zelf. Vandaag zag ik een oude man achter een rollator, niet ziek voor zover ik kon zien, gewoon oud en langzaam. Toen hij het zebrapad overstak, hield een auto voor hem stil en ik zag het ongeduld in de lucht hangen. Terwijl de man nog lang niet aan de overkant was, trok de auto achter zijn rug alweer krachtig op. De wereld van vandaag is niet gemaakt voor mensen van gisteren.
De zorg voor onze ouderen besteden we uit aan bejaardentehuizen, verzorgingshuizen en verpleeghuizen. Maar er moet bezuinigd worden. Gemeentes moeten de zorgtaken overnemen van de landelijke overheid en zorg moet weer in de buurt geregeld worden. Hoe dat precies moet, dat weet niemand, maar dat het moet en voor minder geld is duidelijk. Dus sluiten er verzorgingshuizen waar nog mensen wonen. Die plaatsen we voor het gemak over naar een huis waar nog wel plek is, ongeacht of dat in hun vertrouwde buurt is of niet. En de mensen die de komende tien, vijftien jaar toe zijn aan zorg? Die moeten gewoon zo lang mogelijk thuis blijven wonen. “Familie, vrienden en buren vangen dat wel op”, wordt er gemakshalve gezegd.
Gelukkig zijn er inderdaad mensen die dat doen, maar die zijn zeldzaam. Zo zeldzaam dat je daar geen gezondheidszorgsysteem op kunt bouwen. Ik interview voor de OpNieuw iemand die al jaren mantelzorg verleent, eerst via een stichting, daarna uit zichzelf in zijn eigen buurt. Hij is begin zeventig, maar nog fit en sterk genoeg om anderen te helpen. Na zijn pensionering, twaalf jaar geleden, is hij weer in de Nieuwmarktbuurt komen wonen.
“Ik zag de ouderdom aankomen”, zegt hij “en ik wilde graag in een huis wonen dat ik kon onderhouden, niet te groot, en in mijn oude buurt waar ik alles bij de hand heb en nog eens de straat op kan voor wat gezelligheid.”
Hij wil graag anoniem blijven, omdat hij het belangrijk vind dat hij op een ongedwongen, informele manier contact kan leggen met mensen die misschien hulp nodig hebben. Hij loopt door de buurt, kijkt hoe het met mensen gaat, spreekt ze aan op straat of in het café, drinkt een kopje koffie met ze en pas als ze hem een beetje kennen, vraagt hij of hij iets voor ze kan doen.
Ik vraag hem naar voorbeelden uit de praktijk en hij brand los. Via een stichting, waar hij zich aanmeldde omdat hij graag vrijwilligerswerk wilde doen, kreeg hij als eerste contact met een man van veertig die ernstig ziek was. Daar is hij vier jaar buddy voor geweest.
“Die man had een hersentumor en daardoor kreeg hij soms epileptische aanvallen, ook wel eens op straat. Het was opvallend hoe weinig mensen hem wilden helpen als dat gebeurde. Daar schrok ik wel van."
Daarna heeft hij een jaar een man geholpen die aids had en daarnaast kampte met straatvrees en een heleboel sociale problemen. Na vele pogingen kreeg hij hem zover dat hij weer naar buiten ging, dat zijn zaken met het UWV geregeld werden, dat hij een huis kreeg en dat hij zijn leven weer op de rit kreeg. Een enkele keer, belt hij nog wel eens bij hem aan om te horen hoe het gaat.
In de Nieuwmarktbuurt kwam hij via via in contact met een vrouw die een aantal hersenbloedingen heeft gehad en daardoor hulpbehoevend geworden is. Die vrouw neemt hij soms een dagje mee uit in de auto en als het nodig is helpt hij haar dochter die voor haar zorgt. Ze woont nog zelfstandig, krijgt hulp van haar dochter, die zelf ook al rond de zestig is, en is via een alarm aangesloten op zorg voor situaties waarin dat nodig is. Dit zou dus volgens het boekje de ideale zorgsituatie moeten zijn. Maar de praktijk pakt soms anders uit.
Ze is al twee keer gevallen. De eerste keer heeft ze haar dochter gebeld in plaats van haar alarm te gebruiken. Haar dochter kwam meteen, maar het lukte haar niet om haar moeder alleen weer in bed te tillen. Dan komt hij even helpen. De tweede keer dat ze viel, gebruikte ze haar alarm wel. En natuurlijk belde ze ook haar dochter. Die lag al in bed, dus het heeft ongeveer een half uur tot een uur geduurd voordat ze bij haar moeder was. Toen ze haar moeder weer in bed wilde helpen, hoorde ze een stem door de intercom vragen wat er aan de hand was. Al die tijd dat de vrouw daar op de grond lag, had er dus nog niemand gereageerd op het alarm.
“Daar kan ik nou boos over worden”, zegt hij “dus daar ga ik dan achteraan bellen om te vragen wat er gebeurd is en hoe dat kan”.
De voorbeelden uit de buurt zijn eindeloos. Hij kende een mevrouw die nooit meer buiten kwam, tot hij haar ging helpen.
“Die heb ik toch nog een paar jaar gelukkig gezien”, zegt hij.
Er was een mevrouw van 83 die moest verhuizen omdat de woningcorporatie vond dat haar huis gerenoveerd moest worden. Het gerenoveerde huis wordt nu verhuurd als vrije sector woning. De vrouw, die zestig jaar lang in hetzelfde huis gewoond had, woont in een buurt waar ze niemand kent.
“Daar ga ik dan af en toe langs,” zegt hij “en dan zeg ik dat ze gelukkig nog wel in het centrum woont. Je moet toch het positieve blijven zien.”
En zo gaan de verhalen maar door. Omdat hij meer behoefte aan hulp ziet dan hij zelf aankan, heeft hij nu een groepje van zo’n zes tot acht mensen verzameld die ook vrijwilligerswerk in de buurt doen. Iets anders dat hem opvalt, is dat er, naast de behoefte aan zorg, zoveel verborgen armoede is.
“Alles wat je wilt doen, kost geld. En nergens is geld voor. Dan doe ik zelf maar wat ik kan doen. Laatst bracht ik een mandje mandarijnen naar een mevrouw, die reageerde alsof ze de lotto gewonnen had. En ik ken dames die zich helemaal optutten om te gaan eten in de Flessenman,” zegt hij, “voor wie dat echt een uitje is. En dan nemen ze hun eigen brood mee en eten daar een soepje. Die hebben helemaal geen geld om ergens anders buiten de deur te eten. Als de verzorgingshuizen in de buurten verdwijnen, verdwijnt ook de sociale functie ervan. Dan komen dat soort mensen nooit meer buiten.”
Ik vraag hem waarom hij dit doet voor anderen die hij helemaal niet kent. “Het zit er bij mij gewoon in. Ik ben sociaal opgevoed en het geeft mij voldoening als mensen blij zijn met mijn hulp. Ik ben een beetje een moeder de gans-type, denk ik. En ik vind het fijn om iets te doen te hebben. Ik ben ermee begonnen omdat ik iets wilde doen.”
Ik vraag hem ook of en hoe hij denkt dat het gaat werken, met minder verzorgingshuizen, meer hulpbehoevenden die thuis blijven wonen, zorg in de buurt en mantelzorg van familie, vrienden en buren. Hij, en het clubje vrijwilligers dat hij nu heeft gevormd, zijn tenslotte een voorbeeld van hoe het zou kunnen werken. Maar daar is hij het toch niet mee eens.
“We besteden de zorg voor onze ouders al twee generaties lang uit aan verzorgingshuizen,” zegt hij, “en dan zou het nu allemaal met mantelzorg opgelost moeten worden? Dat kan helemaal niet. Je moet vasthoudend zijn aan je inzet om dit vol te houden. De mentaliteit is er niet meer naar om op die manier voor elkaar te zorgen. Bovendien kan niet iedereen dit, je moet er ook een bepaald karakter voor hebben. Een beetje met mensen om kunnen gaan. Zelf zou ik trouwens niet afhankelijk willen zijn van vrienden en buren. De morele druk is veel te groot. Een relatie met een professionele verzorger is zakelijker. Jij doet iets voor mij en daar wordt je voor betaald. Dat is gelijkwaardiger. Ik hoor tot de generatie die Nederland opgebouwd heeft en die zouden nu zo aan de kant geschoven worden? Dat kan toch niet. Ik heb toch zelf jaren voor mijn zorg betaald. Ik ben toch geen bedelaar.”
En dit gedicht hoort erbij.
“Ach”, zei hij “je gaat er nog net niet dood van”.
Zijn gevoel voor humor is hij gelukkig nog niet verloren.
“Everybody wants to go to heaven, but none of them want to die”, zingt Peter Tosh, en zo is het ook een beetje met oud worden, iedereen wil oud worden, maar niemand wil oud zijn.
“Weet je wat het ergste is?”, zegt mijn vader “je telt niet meer mee. Je bent er wel, maar je telt niet meer.”
Ze zijn er natuurlijk, de mensen die zeventig worden fietsend door de polder, of tachtig en nog aan de yoga. Maar het grootste deel van de mensen wordt oud met gebreken. We worden langzamer, horen minder goed, zien minder goed en kunnen niet meer alles zelf. Vandaag zag ik een oude man achter een rollator, niet ziek voor zover ik kon zien, gewoon oud en langzaam. Toen hij het zebrapad overstak, hield een auto voor hem stil en ik zag het ongeduld in de lucht hangen. Terwijl de man nog lang niet aan de overkant was, trok de auto achter zijn rug alweer krachtig op. De wereld van vandaag is niet gemaakt voor mensen van gisteren.
De zorg voor onze ouderen besteden we uit aan bejaardentehuizen, verzorgingshuizen en verpleeghuizen. Maar er moet bezuinigd worden. Gemeentes moeten de zorgtaken overnemen van de landelijke overheid en zorg moet weer in de buurt geregeld worden. Hoe dat precies moet, dat weet niemand, maar dat het moet en voor minder geld is duidelijk. Dus sluiten er verzorgingshuizen waar nog mensen wonen. Die plaatsen we voor het gemak over naar een huis waar nog wel plek is, ongeacht of dat in hun vertrouwde buurt is of niet. En de mensen die de komende tien, vijftien jaar toe zijn aan zorg? Die moeten gewoon zo lang mogelijk thuis blijven wonen. “Familie, vrienden en buren vangen dat wel op”, wordt er gemakshalve gezegd.
Gelukkig zijn er inderdaad mensen die dat doen, maar die zijn zeldzaam. Zo zeldzaam dat je daar geen gezondheidszorgsysteem op kunt bouwen. Ik interview voor de OpNieuw iemand die al jaren mantelzorg verleent, eerst via een stichting, daarna uit zichzelf in zijn eigen buurt. Hij is begin zeventig, maar nog fit en sterk genoeg om anderen te helpen. Na zijn pensionering, twaalf jaar geleden, is hij weer in de Nieuwmarktbuurt komen wonen.
“Ik zag de ouderdom aankomen”, zegt hij “en ik wilde graag in een huis wonen dat ik kon onderhouden, niet te groot, en in mijn oude buurt waar ik alles bij de hand heb en nog eens de straat op kan voor wat gezelligheid.”
Hij wil graag anoniem blijven, omdat hij het belangrijk vind dat hij op een ongedwongen, informele manier contact kan leggen met mensen die misschien hulp nodig hebben. Hij loopt door de buurt, kijkt hoe het met mensen gaat, spreekt ze aan op straat of in het café, drinkt een kopje koffie met ze en pas als ze hem een beetje kennen, vraagt hij of hij iets voor ze kan doen.
Ik vraag hem naar voorbeelden uit de praktijk en hij brand los. Via een stichting, waar hij zich aanmeldde omdat hij graag vrijwilligerswerk wilde doen, kreeg hij als eerste contact met een man van veertig die ernstig ziek was. Daar is hij vier jaar buddy voor geweest.
“Die man had een hersentumor en daardoor kreeg hij soms epileptische aanvallen, ook wel eens op straat. Het was opvallend hoe weinig mensen hem wilden helpen als dat gebeurde. Daar schrok ik wel van."
Daarna heeft hij een jaar een man geholpen die aids had en daarnaast kampte met straatvrees en een heleboel sociale problemen. Na vele pogingen kreeg hij hem zover dat hij weer naar buiten ging, dat zijn zaken met het UWV geregeld werden, dat hij een huis kreeg en dat hij zijn leven weer op de rit kreeg. Een enkele keer, belt hij nog wel eens bij hem aan om te horen hoe het gaat.
In de Nieuwmarktbuurt kwam hij via via in contact met een vrouw die een aantal hersenbloedingen heeft gehad en daardoor hulpbehoevend geworden is. Die vrouw neemt hij soms een dagje mee uit in de auto en als het nodig is helpt hij haar dochter die voor haar zorgt. Ze woont nog zelfstandig, krijgt hulp van haar dochter, die zelf ook al rond de zestig is, en is via een alarm aangesloten op zorg voor situaties waarin dat nodig is. Dit zou dus volgens het boekje de ideale zorgsituatie moeten zijn. Maar de praktijk pakt soms anders uit.
Ze is al twee keer gevallen. De eerste keer heeft ze haar dochter gebeld in plaats van haar alarm te gebruiken. Haar dochter kwam meteen, maar het lukte haar niet om haar moeder alleen weer in bed te tillen. Dan komt hij even helpen. De tweede keer dat ze viel, gebruikte ze haar alarm wel. En natuurlijk belde ze ook haar dochter. Die lag al in bed, dus het heeft ongeveer een half uur tot een uur geduurd voordat ze bij haar moeder was. Toen ze haar moeder weer in bed wilde helpen, hoorde ze een stem door de intercom vragen wat er aan de hand was. Al die tijd dat de vrouw daar op de grond lag, had er dus nog niemand gereageerd op het alarm.
“Daar kan ik nou boos over worden”, zegt hij “dus daar ga ik dan achteraan bellen om te vragen wat er gebeurd is en hoe dat kan”.
De voorbeelden uit de buurt zijn eindeloos. Hij kende een mevrouw die nooit meer buiten kwam, tot hij haar ging helpen.
“Die heb ik toch nog een paar jaar gelukkig gezien”, zegt hij.
Er was een mevrouw van 83 die moest verhuizen omdat de woningcorporatie vond dat haar huis gerenoveerd moest worden. Het gerenoveerde huis wordt nu verhuurd als vrije sector woning. De vrouw, die zestig jaar lang in hetzelfde huis gewoond had, woont in een buurt waar ze niemand kent.
“Daar ga ik dan af en toe langs,” zegt hij “en dan zeg ik dat ze gelukkig nog wel in het centrum woont. Je moet toch het positieve blijven zien.”
En zo gaan de verhalen maar door. Omdat hij meer behoefte aan hulp ziet dan hij zelf aankan, heeft hij nu een groepje van zo’n zes tot acht mensen verzameld die ook vrijwilligerswerk in de buurt doen. Iets anders dat hem opvalt, is dat er, naast de behoefte aan zorg, zoveel verborgen armoede is.
“Alles wat je wilt doen, kost geld. En nergens is geld voor. Dan doe ik zelf maar wat ik kan doen. Laatst bracht ik een mandje mandarijnen naar een mevrouw, die reageerde alsof ze de lotto gewonnen had. En ik ken dames die zich helemaal optutten om te gaan eten in de Flessenman,” zegt hij, “voor wie dat echt een uitje is. En dan nemen ze hun eigen brood mee en eten daar een soepje. Die hebben helemaal geen geld om ergens anders buiten de deur te eten. Als de verzorgingshuizen in de buurten verdwijnen, verdwijnt ook de sociale functie ervan. Dan komen dat soort mensen nooit meer buiten.”
Ik vraag hem waarom hij dit doet voor anderen die hij helemaal niet kent. “Het zit er bij mij gewoon in. Ik ben sociaal opgevoed en het geeft mij voldoening als mensen blij zijn met mijn hulp. Ik ben een beetje een moeder de gans-type, denk ik. En ik vind het fijn om iets te doen te hebben. Ik ben ermee begonnen omdat ik iets wilde doen.”
Ik vraag hem ook of en hoe hij denkt dat het gaat werken, met minder verzorgingshuizen, meer hulpbehoevenden die thuis blijven wonen, zorg in de buurt en mantelzorg van familie, vrienden en buren. Hij, en het clubje vrijwilligers dat hij nu heeft gevormd, zijn tenslotte een voorbeeld van hoe het zou kunnen werken. Maar daar is hij het toch niet mee eens.
“We besteden de zorg voor onze ouders al twee generaties lang uit aan verzorgingshuizen,” zegt hij, “en dan zou het nu allemaal met mantelzorg opgelost moeten worden? Dat kan helemaal niet. Je moet vasthoudend zijn aan je inzet om dit vol te houden. De mentaliteit is er niet meer naar om op die manier voor elkaar te zorgen. Bovendien kan niet iedereen dit, je moet er ook een bepaald karakter voor hebben. Een beetje met mensen om kunnen gaan. Zelf zou ik trouwens niet afhankelijk willen zijn van vrienden en buren. De morele druk is veel te groot. Een relatie met een professionele verzorger is zakelijker. Jij doet iets voor mij en daar wordt je voor betaald. Dat is gelijkwaardiger. Ik hoor tot de generatie die Nederland opgebouwd heeft en die zouden nu zo aan de kant geschoven worden? Dat kan toch niet. Ik heb toch zelf jaren voor mijn zorg betaald. Ik ben toch geen bedelaar.”
En dit gedicht hoort erbij.
zondag 5 januari 2014
Am*dam: een stad om in te verdwalen
Ik droom van een stad om in te verdwalen, vol rafelranden en ruimte. Van verlaten straten om doorheen te zwalken. Van een kade aan het einde van de wereld, liefst met een klein laagje mos en dat het water dan tegen de oevers kabbelt, terwijl jij lieve woordjes in mijn oor fluistert. Een stukje niemandsland tussen de huizen waar ik me kan verstoppen voor de waan van de dag. Een boom die een andere boom omhelst, met hoog bovenin een vogelnest. Een leeg gebouw, een hek om over te klimmen, een portiek waar een zwerfster in slaapt, die ik dan een broodje kan brengen. Een bootje dat rustig vergaat in de gracht. Een tunnel met schreeuwende graffiti zelfs, als het maar oprecht is. Een klein stukje ruimte dat door niemand georganiseerd en gepland is.
Maar mijn betonnen jungle verandert langzaam in een pretpark. Met bloemen in keurige bloembakken in plaats van bloeiend tussen de tegels, toeristenbordjes in plaats van straatnaamborden, verzonnen wijken zoals Plantage aan de Amstel. Overal dezelfde winkelketens, kitscherige namaakbeelden op het Rembrandtplein, souvenirshop na souvenirshop. De Bijenkorf die zich alleen nog richt op rijke Chinezen en Russen. Toeristenbussen die ongegeneerd met draaiende motor parkeren op de stoep voor de Hortus. En overal koffieketens, pizzaketens, hamburgerketens en hotels; zes in een straal van honderd meter rond mijn huis. Een dubbeldekker die de stad vervuilt, met soms maar drie mensen erin. Cafés waar je niet mag roken en liever ook niet te veel drinken. Coffeeshops waar je niet mag blowen. Parken waar de bomen gekapt dreigen te worden om evenementen te kunnen organiseren. En bewoners die in officiële stukken worden aangeduid als “klagend” als ze het ergens niet mee eens zijn.
En steeds weer wordt het argument aangedragen dat het economisch belang dit vereist. Dat de toeristen die naar Amsterdam komen dit willen. Maar toeristen zijn mensen. En mensen gaan ergens naartoe omdat ze iets willen beleven. Ze gaan naar Amsterdam om in een stad te zijn. Ze vinden het fantastisch dat in het centrum van Amsterdam gewoond, gewerkt en uitgegaan wordt door elkaar heen. Ze genieten ervan dat je in Amsterdam een joint kunt roken in het park zonder dat je opgepakt wordt. Ze houden van de architectuur van Amsterdam, van de grachtengordel met zijn ophaalbruggen en lichtjes, van de stadsontwikkeling langs het IJ, van het feit dat je kunt picknicken in het park met een fles wijn erbij, van bruine cafés en musea. Ze komen naar Amsterdam om verliefd te worden of liefde te kopen. Maar ze komen niet om door een openlucht museum vol souvenirwinkels te wandelen. Als we de stad helemaal inrichten op wat we denken dat toeristen willen, en er uiteindelijk niks typisch Amsterdams meer aan is, valt er niets meer te bezoeken.
Dus laat Amsterdam Amsterdam zijn. Een dorp, een stad, een hoer, een eerste liefde, een dag in de mist van een joint, een haring bij de visboer, een brood bij de bakker, een boek bij de bibliotheek, een tweedehands jasje op het Waterlooplein, een jurk van duizend euro in de P.C. Hooftstraat, een druk café om je in te verliezen, donkere steegjes en verborgen kroegen. Met ruimte voor sociale woningbouw tussen de prachtige grachtengordelhuizen. Waar kleine unieke winkeltjes overleven naast grote ketens. Waar bewoners en bezoekers, kinderen, kunstenaars, studenten, dronkaards en eenlingen te vinden zijn. Omdat ze er allemaal vinden wat ze nodig hebben.
In zo’n stad begeven toeristen zich vanzelf ook buiten het centrum. Niet omdat de route dat afdwingt of omdat er een bordje staat, maar omdat ze een straat zien die er gezellig of mooi uitziet, of omdat ze gehoord of gelezen hebben over de Hollandse Schouwburg in de Plantage, het Oosterpark in Oost, het nieuwe filmmuseum aan het IJ en al die andere plekken die Amsterdam tot zo’n geweldige stad maken. Om in te wonen, te bezoeken en in te verdwalen.
En dit gedicht hoort erbij.
Maar mijn betonnen jungle verandert langzaam in een pretpark. Met bloemen in keurige bloembakken in plaats van bloeiend tussen de tegels, toeristenbordjes in plaats van straatnaamborden, verzonnen wijken zoals Plantage aan de Amstel. Overal dezelfde winkelketens, kitscherige namaakbeelden op het Rembrandtplein, souvenirshop na souvenirshop. De Bijenkorf die zich alleen nog richt op rijke Chinezen en Russen. Toeristenbussen die ongegeneerd met draaiende motor parkeren op de stoep voor de Hortus. En overal koffieketens, pizzaketens, hamburgerketens en hotels; zes in een straal van honderd meter rond mijn huis. Een dubbeldekker die de stad vervuilt, met soms maar drie mensen erin. Cafés waar je niet mag roken en liever ook niet te veel drinken. Coffeeshops waar je niet mag blowen. Parken waar de bomen gekapt dreigen te worden om evenementen te kunnen organiseren. En bewoners die in officiële stukken worden aangeduid als “klagend” als ze het ergens niet mee eens zijn.
En steeds weer wordt het argument aangedragen dat het economisch belang dit vereist. Dat de toeristen die naar Amsterdam komen dit willen. Maar toeristen zijn mensen. En mensen gaan ergens naartoe omdat ze iets willen beleven. Ze gaan naar Amsterdam om in een stad te zijn. Ze vinden het fantastisch dat in het centrum van Amsterdam gewoond, gewerkt en uitgegaan wordt door elkaar heen. Ze genieten ervan dat je in Amsterdam een joint kunt roken in het park zonder dat je opgepakt wordt. Ze houden van de architectuur van Amsterdam, van de grachtengordel met zijn ophaalbruggen en lichtjes, van de stadsontwikkeling langs het IJ, van het feit dat je kunt picknicken in het park met een fles wijn erbij, van bruine cafés en musea. Ze komen naar Amsterdam om verliefd te worden of liefde te kopen. Maar ze komen niet om door een openlucht museum vol souvenirwinkels te wandelen. Als we de stad helemaal inrichten op wat we denken dat toeristen willen, en er uiteindelijk niks typisch Amsterdams meer aan is, valt er niets meer te bezoeken.
Dus laat Amsterdam Amsterdam zijn. Een dorp, een stad, een hoer, een eerste liefde, een dag in de mist van een joint, een haring bij de visboer, een brood bij de bakker, een boek bij de bibliotheek, een tweedehands jasje op het Waterlooplein, een jurk van duizend euro in de P.C. Hooftstraat, een druk café om je in te verliezen, donkere steegjes en verborgen kroegen. Met ruimte voor sociale woningbouw tussen de prachtige grachtengordelhuizen. Waar kleine unieke winkeltjes overleven naast grote ketens. Waar bewoners en bezoekers, kinderen, kunstenaars, studenten, dronkaards en eenlingen te vinden zijn. Omdat ze er allemaal vinden wat ze nodig hebben.
In zo’n stad begeven toeristen zich vanzelf ook buiten het centrum. Niet omdat de route dat afdwingt of omdat er een bordje staat, maar omdat ze een straat zien die er gezellig of mooi uitziet, of omdat ze gehoord of gelezen hebben over de Hollandse Schouwburg in de Plantage, het Oosterpark in Oost, het nieuwe filmmuseum aan het IJ en al die andere plekken die Amsterdam tot zo’n geweldige stad maken. Om in te wonen, te bezoeken en in te verdwalen.
En dit gedicht hoort erbij.
vrijdag 15 november 2013
In de metro
Een heleboel voeten, één paar valt op. Geperst in te kleine zwarte lakschoentjes bollen ze op alsof ze eruit willen. Een man die boven op zijn hoofd al bijna helemaal kaal is, maar toch van zijn laatste drie haren een pony heeft gemaakt, probeert indruk te maken op een bleke blonde vrouw die verveeld aan een milkshake lurkt. Hij is te dik voor zijn pak en zweet een beetje. Zij doet alsof ze luistert terwijl haar ogen naar binnen kijken. Twee Surinamers lachen twee Afrikanen uit, omdat zowel man als vrouw Clark schoenen draagt. De rest van de mensen draagt hun werkgezicht en praat met hun werkstem over reorganisaties en onbetrouwbare collega's. We rijden langs een metrohalte die er, in lijnen verlicht, uitziet als een zwart-witte Mondriaan.
Het is bijna gezellig.
maandag 7 oktober 2013
Geldersekade 108
De Nieuwmarkt is het kloppend hart van een buurt met vele hartslagen die de achtergrondmuziek vormden van mijn leven tussen 1981 en 1988. De snelle, hardwerkende kok van Nam Kee met zijn ongedurige bewegingen, waar ik eindeloos naar kon kijken vanuit de slaapkamer van mijn zusje, daarbij de geur opsnuivend van pekingeend en ander lekkers. Het zacht kabbelende water van de Geldersekade, als ik in de vensterbank van de woonkamer naar buiten zat te staren. Het gejaagde ritme van dealers en junks, altijd luidruchtig op zoek naar elkaar. De kermis op het plein met de lach van jonge mensen en hun versierpogingen bij de botsauto’s. De bladerrijke groene boom voor het raam van mijn slaapkamer op een zondagochtend in de zomer; zeldzame stilte, pauze in de muziek. Keuvelende buren bij de visboer, de slager, de bakker, de kaasboer. Vlagen van gesprekken en muziek uit de deuren van cafés. De rust in de donkere winkel van Jacob Hooy met de hoge toonbank, waar het altijd een paar graden koeler was dan buiten. Kinderstemmen uit de ijswinkel van Tofani. De groentestal op het plein, constante in een steeds wisselende chaos, als een goede baslijn die de muziek bij elkaar houdt.
Wij kwamen als gezin in de Nieuwmarktbuurt terecht na een reis van ruim een jaar door Frankrijk, Spanje en Portugal. Met het slaperige, droge landschap vol tijm en lavendel nog vers in het geheugen kwamen we terug in een hectisch Amsterdam. Een jaar na "geen woning, geen kroning". Zonder plan, zonder huis, zonder bodem. Omdat het niet lukte om via de reguliere weg een huis te vinden, kraakte mijn moeder een leegstaand huis op de Gelderskade 108, met hulp van de kraakbeweging. Buitenbeentjes waren we, maar in de Nieuwmarktbuurt heb ik me dat nooit gevoeld.
In Amsterdam Zuid, waar ik op school zat, grapten mijn klasgenoten dat er in ons huis wel veel rode lichtjes zouden branden. En mijn vriendinnetjes mochten niet bij mij thuis komen, omdat hun ouders in de krant lazen over overvallen met messen op de Zeedijk. Maar als ik 's ochtends naar het centraal station liep om daar de tram te nemen naar school, was het stil en prachtig op de Geldersekade. En als ik al een keer lastiggevallen werd, was het door een hoerenloper van buiten de buurt die schichtig pst, pst riep in de veronderstelling dat iedereen die daar liep wel van lichte zeden moest zijn. Die lachte ik dan hartelijk uit en de dames achter de ramen riepen hem toe "laat dat kind met rust".
Net als de dames achter het raam wisten de vaste verslaafden, die dag in dag uit door de buurt sjokten, wie de bewoners waren en die lieten ze met rust. Toen er eens op zondagochtend onverwacht bezoek uit Frankrijk bij ons aanbelde, liep een junk voorbij die zei "oh die slapen allemaal nog hoor, zo vroeg aanbellen heeft geen zin".
De verslaafden, de prostituees, de pooiers, de dealers, de bewoners, de kunstenaars, de kinderen uit de buurt, ze troffen elkaar bij de bakker, bij de groentestal, bij Plein 26, bij de avondwinkel van Piet in de Koningsstraat of in de kroeg bij Gerrit van Beeren. Samenhang in een buurt komt tot stand op dat soort neutrale plekken, waar sociale interactie is zonder dat je hoeft uit te leggen wie je bent.
Mijn moeder, als Vlaamse in Amsterdam een buitenbeentje pur sang, begreep dat beter dan wie dan ook. Nadat we gesetteld waren en het huis leefbaar was gemaakt, begon ze op de begane grond een buurtrestaurant: Rood met groente. Een vleesmaaltijd voor 10 gulden, een vegetarische maaltijd voor 8 gulden en drankjes tegen hele schappelijke prijzen. Mijn moeder kookte en mijn zusjes hielpen in de bediening. Vanaf dat moment was het in ons huis een komen en gaan van mensen uit de buurt. Mijn moeder had haar plek gevonden en voor ons een thuis. Zowel stad als dorp, vrij en toch vertrouwd, dat is voor mij de Nieuwmarktbuurt ten voeten uit.
Uit de uitnodigingsflyer:
"Het restaurant zonder naam. Gefeest wordt er zonder twijfel. Als u komt en meedoet. Gratis maaltijd, drankjes aan een zacht prijsje. Klownerie, zotte en zoete invallen, liederen en ritmes. Droomkoek en ruimtethee."
En dit gedicht hoort erbij.

En dit gedicht hoort erbij.
maandag 23 september 2013
Witlofsalade
Elke dag brood mee naar het werk? No way. Er zijn zoveel lekkere en gezonde dingen te eten, dat ik het liefst elke dag iets anders wil eten. Zowel voor het ontbijt als voor de lunch als 's avonds.
Voor de lunch had ik vandaag weer eens een salade meegenomen in plaats van brood.
Ingrediënten
(voor 1 persoon als lunch of voor twee personen als bijgerecht)
Twee stronkjes witlof (overlangs door de helft snijden, dan het bittere driehoekje aan de onderkant eruit snijden en de rest in reepjes snijden, afspoelen in een vergiet en laten uitlekken).
Een handjevol witte druiven zonder pit afspoelen
Een stuk of vier walnoten kraken en de stukjes noot in een bakje doen
Een stukje kaas snijden (ongeveer twaalf kleine blokjes van een cm)
Een eetlepel olijfolie
Een flinke kneep uit een citroen
Beetje zout (niet te veel, want de kaas is al zout)
Beetje peper
Alles in een kom doen. Husselen. Lekker eten, met in elke hap van alles wat op je lepel. Dan proef je de combinatie van zoet (druiven), zout (kaas), zuur (citroen), bitter (witlof) en de bite van de walnoten, die deze salade zo lekker maakt.
Variatietips
Je kan met deze salade alle kanten op, als je maar wel witlof en walnoten als basis hebt. Heb je geen druiven, dan kan het ook met appel of peer. Heb je geen gewone kaas, dan kan het ook met blauwe kaas. Heb je geen citroen, dan kan je er azijn in doen (let dan wel op dat het maar een heel klein beetje is, want azijn overheerst snel). Heb je geen olijfolie, dan kan het ook met zonnebloemolie.
Voor de lunch had ik vandaag weer eens een salade meegenomen in plaats van brood.
Ingrediënten
(voor 1 persoon als lunch of voor twee personen als bijgerecht)
Twee stronkjes witlof (overlangs door de helft snijden, dan het bittere driehoekje aan de onderkant eruit snijden en de rest in reepjes snijden, afspoelen in een vergiet en laten uitlekken).
Een handjevol witte druiven zonder pit afspoelen
Een stuk of vier walnoten kraken en de stukjes noot in een bakje doen
Een stukje kaas snijden (ongeveer twaalf kleine blokjes van een cm)
Een eetlepel olijfolie
Een flinke kneep uit een citroen
Beetje zout (niet te veel, want de kaas is al zout)
Beetje peper
Alles in een kom doen. Husselen. Lekker eten, met in elke hap van alles wat op je lepel. Dan proef je de combinatie van zoet (druiven), zout (kaas), zuur (citroen), bitter (witlof) en de bite van de walnoten, die deze salade zo lekker maakt.
Variatietips
Je kan met deze salade alle kanten op, als je maar wel witlof en walnoten als basis hebt. Heb je geen druiven, dan kan het ook met appel of peer. Heb je geen gewone kaas, dan kan het ook met blauwe kaas. Heb je geen citroen, dan kan je er azijn in doen (let dan wel op dat het maar een heel klein beetje is, want azijn overheerst snel). Heb je geen olijfolie, dan kan het ook met zonnebloemolie.
zondag 8 september 2013
Bananenmilkshake
Simpel, heel snel, lekker en gezond, dat zijn de recepten waar ik van hou. Wil je jezelf verwennen met iets dat ook nog gezond is? Maak dan deze bananenmilkshake. Simpeler dan dit wordt het echt niet. Je hebt er wel bevroren bananen voor nodig en een blender.
Bananen in de vriezer
Iedereen heeft wel eens bananen die een beetje te rijp dreigen te worden. Die stop je dus in de vriezer. Dan stoppen ze met verder rijpen en bevriezen ze. En als je dan een keer trek hebt in die milkshake, heb je de bananen al klaar liggen.
Milkshake maken
Twee bevroren bananen schillen met een mes (zonder mes krijg je de schil er niet af als ze bevroren zijn).
Eventuele bruine plekjes eraf snijden.
Bananen in de blender.
Een ruime beker melk erbij (kan vast ook met sojamelk, rijstmelk of amandelmelk voor diegenen die geen melk willen drinken, maar dat heb ik nog niet geprobeerd).
Shaken maar.
Lekkerder dan de milkshake van de bekende M en veel gezonder.
Bananen in de vriezer
Iedereen heeft wel eens bananen die een beetje te rijp dreigen te worden. Die stop je dus in de vriezer. Dan stoppen ze met verder rijpen en bevriezen ze. En als je dan een keer trek hebt in die milkshake, heb je de bananen al klaar liggen.
Milkshake maken
Twee bevroren bananen schillen met een mes (zonder mes krijg je de schil er niet af als ze bevroren zijn).
Eventuele bruine plekjes eraf snijden.
Bananen in de blender.
Een ruime beker melk erbij (kan vast ook met sojamelk, rijstmelk of amandelmelk voor diegenen die geen melk willen drinken, maar dat heb ik nog niet geprobeerd).
Shaken maar.
Lekkerder dan de milkshake van de bekende M en veel gezonder.
vrijdag 6 september 2013
IJsthee - simpel, vers en lekker
Omdat het, in ieder geval vandaag nog, mooi weer is, een recept voor zelfgemaakte ijsthee.
Ingredienten
De blaadjes van ongeveer vier takjes goede verse munt (gedroogde munt kan ook)
Een flinke duim gember, geschild en in plakjes gesneden
Een zakje kruidenthee (ik had citroenmelisse wat een lekker frisse toevoeging is)
Een ruime liter kokend water
Drie theelepels honing
Thee zetten
Doe het zakje kruidenthee, de muntblaadjes en de gember in een theepot
Giet het kokende water erop
Doe de theelepels honing erbij
Roer even door Laat, met het deksel op de theepot, staan tot het afgekoeld is.
Giet het door een zeef in een glazen fles
Zet het in de koelkast om echt lekker koud te worden
E presto, heerlijke ijsthee, zonder suiker en andere onnodige toevoegingen. En nog veel goedkoper ook.
N.B. Allerlei andere variaties zijn natuurlijk ook mogelijk. Mijn moeder maakte vroeger limonade van koude hibiscusthee met honing. Ook erg lekker. De versie rechts op de foto is met rooibos thee met limoen, citroen en sinaasappel uit Zuid Afrika (van Simon Levelt), gember en honing. Ook erg lekker.
Ingredienten
De blaadjes van ongeveer vier takjes goede verse munt (gedroogde munt kan ook)
Een flinke duim gember, geschild en in plakjes gesneden
Een zakje kruidenthee (ik had citroenmelisse wat een lekker frisse toevoeging is)
Een ruime liter kokend water
Drie theelepels honing
Thee zetten
Doe het zakje kruidenthee, de muntblaadjes en de gember in een theepot
Giet het kokende water erop
Doe de theelepels honing erbij
Roer even door Laat, met het deksel op de theepot, staan tot het afgekoeld is.
Giet het door een zeef in een glazen fles
Zet het in de koelkast om echt lekker koud te worden
E presto, heerlijke ijsthee, zonder suiker en andere onnodige toevoegingen. En nog veel goedkoper ook.
N.B. Allerlei andere variaties zijn natuurlijk ook mogelijk. Mijn moeder maakte vroeger limonade van koude hibiscusthee met honing. Ook erg lekker. De versie rechts op de foto is met rooibos thee met limoen, citroen en sinaasappel uit Zuid Afrika (van Simon Levelt), gember en honing. Ook erg lekker.
dinsdag 3 september 2013
Blijf lachen
Ik had een gesprek met een vriendin over wat er gebeurt als systemen belangrijker worden dan mensen. Een beetje abstract misschien, maar het kwam erop neer dat als je stopt met naar mensen te kijken als individuen met hun eigen kracht en mogelijkheden, het gevaar bestaat dat je ze gaat benaderen als onderdeel van een systeem waarbij ze in een hokje moeten passen waarvan de vorm van tevoren bedacht is.
Elke kleuter kan je vertellen dat een vierkantje niet past in een ronde vorm en een rondje niet in een driehoeksvorm. Maar mensen zijn zachter dan houten stukken in kinderspeelgoed. En dus worden ze soms toch door een vormpje geperst waar ze eigenlijk niet in passen. Dan gaan ze stuk. Daar heeft niemand iets aan, zou je denken. Behalve misschien de bedenker van het systeem die, in tegenstelling tot de gefrusteerde kleuter, die uiteindelijk meestal met de blokjes gaat gooien, in de zalige illusie kan verkeren dat zijn systeem feilloos is.
Pizza maar dan anders
Filosoferen gaat slecht op een lege maag. Dus nuttigden wij bij dit gesprek een glas wijn en iets te eten. De eigenaar van de pizzeria waar we zaten serveerde een dunne eenvoudige pizza, met heerlijke verse ingrediënten. En een broodje, een soort pizzabodem met thijm en stukjes tomaat erop. Heel simpel en erg lekker. Toen we binnen gingen afrekenen, zagen we dat hij de zaak alleen runde. Toch bediende hij zijn keuken en zijn volle terras in alle rust en heel vrolijk.
Toen we hem complimenteerden met zijn eten en opmerkten dat hij bijzonder vrolijk was voor iemand die alles alleen moest doen, zei hij: "Vroeger dacht ik dat ik moest groeien. Uiteindelijk had ik vier zaken en twaalf brommers. Altijd stress, altijd stress. Op een dag heb ik drie zaken weggedaan en alle brommers weggegeven. Gewoon weggegeven. Ik heb alleen deze zaak gehouden en daar werk ik zelf. Nu lach ik elke dag."
Moraal
De moraal van dit mooie ronde verhaal? Laat je niet in een hokje persen waar je niet in past, want dan ga je stuk. En als je stuk bent, kun je niet meer lachen.
Elke kleuter kan je vertellen dat een vierkantje niet past in een ronde vorm en een rondje niet in een driehoeksvorm. Maar mensen zijn zachter dan houten stukken in kinderspeelgoed. En dus worden ze soms toch door een vormpje geperst waar ze eigenlijk niet in passen. Dan gaan ze stuk. Daar heeft niemand iets aan, zou je denken. Behalve misschien de bedenker van het systeem die, in tegenstelling tot de gefrusteerde kleuter, die uiteindelijk meestal met de blokjes gaat gooien, in de zalige illusie kan verkeren dat zijn systeem feilloos is.
Pizza maar dan anders
Filosoferen gaat slecht op een lege maag. Dus nuttigden wij bij dit gesprek een glas wijn en iets te eten. De eigenaar van de pizzeria waar we zaten serveerde een dunne eenvoudige pizza, met heerlijke verse ingrediënten. En een broodje, een soort pizzabodem met thijm en stukjes tomaat erop. Heel simpel en erg lekker. Toen we binnen gingen afrekenen, zagen we dat hij de zaak alleen runde. Toch bediende hij zijn keuken en zijn volle terras in alle rust en heel vrolijk.
Toen we hem complimenteerden met zijn eten en opmerkten dat hij bijzonder vrolijk was voor iemand die alles alleen moest doen, zei hij: "Vroeger dacht ik dat ik moest groeien. Uiteindelijk had ik vier zaken en twaalf brommers. Altijd stress, altijd stress. Op een dag heb ik drie zaken weggedaan en alle brommers weggegeven. Gewoon weggegeven. Ik heb alleen deze zaak gehouden en daar werk ik zelf. Nu lach ik elke dag."
Moraal
De moraal van dit mooie ronde verhaal? Laat je niet in een hokje persen waar je niet in past, want dan ga je stuk. En als je stuk bent, kun je niet meer lachen.
vrijdag 9 augustus 2013
Groentecurry met witte rijst
Kennen jullie dat? Zo'n dag dat je geen zin hebt om boodschappen te doen en je op je werk al nadenkt over wat je nog zou kunnen maken met wat er nog in huis is. Ik had: een klein zakje wortelen, een zoete aardappel, stuk of acht kastanjechampignons, uien, knoflook, gember, zakje thaise rode curry uit de toko, blikje kokosmelk (400 ml), thaise vissaus en rijst. De laatste vier zijn dingen die ik sowieso altijd in huis heb, maar die je ook prima kunt kopen bij de supermarkt tegenwoordig.
Afijn, groentecurry dus, met witte rijst, voor twee personen.
Voorbereiding
Neem een pan met een dikke bodem (type braadpan)
Snipper een uitje
Snij een teentje knoflook in dunne plakjes
Snipper een duimpje gember
Maak de wortel schoon en snij in plakjes
Schil de zoete aardappel en snij in blokjes (een beetje gelijke grootte is handig voor het garen)
Maak de champignons schoon en snij ze in tweeën of in vieren (afhankelijk van de grootte)
Curry koken
Doe een scheutje olie in de pan (zonnebloem of arachideolie)
Zet de pan op een heel zacht vuurtje
Doe de ui, knoflook en gember erin en laat zachtjes sudderen tot ze glazig zijn
Voeg de champignons toe en bak ze even mee
Voeg de rode currypasta toe, roer goed, en laat een minuutje meesudderen
Voeg dan de zoete aardappel en wortel toe en meng deze goed met het currymengsel
Als laatste voeg je het blikje kokosmelk toe en een scheutje vissaus of lichte sojasaus
Roer nog een keer goed door, zet het deksel op de pan en laat alles een minuut of twintig sudderen (af en toe roeren om te zorgen dat het niet aanbrandt).
Proeven op smaak en gaarheid en eventueel nog wat zout en peper toevoegen en nog wat langer laten sudderen als dat nodig is
In de tussentijd kun je de rijst maken op de manier die je zelf prettig vindt. Ik doe het op een manier die ik van mijn jongste zusje geleerd heb en die altijd lukt.
Rijst koken voor twee personen
Zet een bakpan op een zacht vuurtje
Doe daarin twee kleine kommetjes rijst
Laat de rijst zachtjes roosteren (hij mag niet bruin worden, maar hij droogt mooi uit)
Pak een kookpan met deksel
Doe daarin anderhalf keer zoveel water als de hoeveelheid rijst Dus als je twee kommetjes rijst neemt, doe je drie kommetjes water in de pan.
Zet de pan met water op het vuur.
Als het water kookt, doe je de gedroogde rijst erbij (voorzichtig want het hete water gaat enorm bubbelen bij het eerste contact met de rijst).
Doe het deksel op de pan, zet het vuur naar zijn laagste stand
Zet de wekker op twintig minuten
De rijst is bij mij met deze methode nog nooit mislukt.
Opdienen
Rijst op een bord, curry eroverheen, een kneepje citroen (hoeft niet persé) en wat lenteuitjes (koriander en limoen is natuurlijk nog lekkerder, maar dat had ik niet in huis.
Eet smakelijk (en gezond)!

Voorbereiding
Neem een pan met een dikke bodem (type braadpan)
Snipper een uitje
Snij een teentje knoflook in dunne plakjes
Snipper een duimpje gember
Maak de wortel schoon en snij in plakjes
Schil de zoete aardappel en snij in blokjes (een beetje gelijke grootte is handig voor het garen)
Maak de champignons schoon en snij ze in tweeën of in vieren (afhankelijk van de grootte)
Curry koken
Doe een scheutje olie in de pan (zonnebloem of arachideolie)
Zet de pan op een heel zacht vuurtje
Doe de ui, knoflook en gember erin en laat zachtjes sudderen tot ze glazig zijn
Voeg de champignons toe en bak ze even mee
Voeg de rode currypasta toe, roer goed, en laat een minuutje meesudderen
Voeg dan de zoete aardappel en wortel toe en meng deze goed met het currymengsel
Als laatste voeg je het blikje kokosmelk toe en een scheutje vissaus of lichte sojasaus
Roer nog een keer goed door, zet het deksel op de pan en laat alles een minuut of twintig sudderen (af en toe roeren om te zorgen dat het niet aanbrandt).
Proeven op smaak en gaarheid en eventueel nog wat zout en peper toevoegen en nog wat langer laten sudderen als dat nodig is
In de tussentijd kun je de rijst maken op de manier die je zelf prettig vindt. Ik doe het op een manier die ik van mijn jongste zusje geleerd heb en die altijd lukt.
Rijst koken voor twee personen
Zet een bakpan op een zacht vuurtje
Doe daarin twee kleine kommetjes rijst
Laat de rijst zachtjes roosteren (hij mag niet bruin worden, maar hij droogt mooi uit)
Pak een kookpan met deksel
Doe daarin anderhalf keer zoveel water als de hoeveelheid rijst Dus als je twee kommetjes rijst neemt, doe je drie kommetjes water in de pan.
Zet de pan met water op het vuur.
Als het water kookt, doe je de gedroogde rijst erbij (voorzichtig want het hete water gaat enorm bubbelen bij het eerste contact met de rijst).
Doe het deksel op de pan, zet het vuur naar zijn laagste stand
Zet de wekker op twintig minuten
De rijst is bij mij met deze methode nog nooit mislukt.
Opdienen
Rijst op een bord, curry eroverheen, een kneepje citroen (hoeft niet persé) en wat lenteuitjes (koriander en limoen is natuurlijk nog lekkerder, maar dat had ik niet in huis.
Eet smakelijk (en gezond)!
woensdag 7 augustus 2013
Knapperige salade met zachte avocado
De Lidl heeft deze week de miniromanasla in de aanbieding. Twee kleine kropjes van die heerlijke knapperige sla voor 79 cent. Omdat ook de minitomaatjes in de aanbieding waren (79 cent voor 500 gram), ik op de Albert Cuyp twee heerlijke avocado's op de kop had getikt en ik nog een restje kip overhad, was een gezonde, zomerse lunch voor op het werk snel bedacht.
Husselen
Kropje miniromanasla, buitenste bladeren eraf, goed wassen en drogen.
Twee of drie van die kleine tomaatjes doorsnijden.
Avocado doorsnijden en in stukken eroverheen doen.
Restje kip in stukjes eroverheen.
Kneepje citroen naar smaak (olie is niet nodig, de avocado en de kip zijn al romig genoeg).
Peper en zout naar smaak.
Paar snippers lenteui voor de pit.
Et voila. Gezond, lekker en snel klaar. Kan natuurlijk ook prima als zomerse avondmaaltijd.
Husselen
Kropje miniromanasla, buitenste bladeren eraf, goed wassen en drogen.
Twee of drie van die kleine tomaatjes doorsnijden.
Avocado doorsnijden en in stukken eroverheen doen.
Restje kip in stukjes eroverheen.
Kneepje citroen naar smaak (olie is niet nodig, de avocado en de kip zijn al romig genoeg).
Peper en zout naar smaak.
Paar snippers lenteui voor de pit.
Et voila. Gezond, lekker en snel klaar. Kan natuurlijk ook prima als zomerse avondmaaltijd.
maandag 29 juli 2013
Courgettesoep in drie varianten
De groenteboer had megacourgettes in de aanbieding, twee courgettes, samen ruim 3 kilo voor € 1,50, en nog biologisch ook. Dus ja wat doe je dan? Dan sleep je die mee naar huis (of eigenlijk sleepte mijn man ze mee naar huis) en dan maak je soep. Maar om nou zes bakken soep in de vriezer te hebben met allemaal dezelfde smaak, dat staat me dan ook weer tegen. Dus heb ik drie varianten gebrouwen. Hieronder de recepten.
Courgettesoep met yoghurt, munt en chili
Courgettesoep met doperwten
Dezelfde werkwijze als hierboven, maar dan met courgette, doperwtjes (ik had verse, maar diepvries kan ook denk ik), een ui en knoflook. Geen bouillonblokje bij deze versie, heel puur en een beetje zoet. Hij zit in de diepvries, maar als ik hem ga eten denk ik aan opdienen met verkruimelde geitenkaas en bieslook.
Courgettesoep met pompoen
Dezelfde werkwijze als hierboven, maar dan met courgette, ui, knoflook, gember, pompoen, en een groentebouillonblokje. Deze is iets warmer en pittiger van smaak door de gember. Maar door de courgette-pompoen-mix toch weer lichter dan een echte pompoensoep. Een zomerversie, zeg maar.
Courgettesoep met yoghurt, munt en chili
Gesnipperd teentje knoflook erin (niet laten verbranden), courgette zonder schil in blokjes erbij, zachtjes smoren tot de courgette vocht begint te verliezen (10 minuten ongeveer), dan kokend water erop tot het net onder staat en een bouillonblokje erbij. Kwartiertje laten koken, staafmixer erin. In een kom doen, lepel Griekse yoghurt erin, fijngesneden munt en chilivlokken erover.
Voor erbij: Pitabroodjes met olijfolie, oregano en zout
Oven op 200 graden voorverwarmen, pita insmeren met olijfolie, zout erover strooien en oregano en dan 5 minuten in de oven.
Courgettesoep met doperwten

Courgettesoep met pompoen

woensdag 17 juli 2013
“Een zwaan is gewoon een veels te grote eend” of hoe je de werkelijkheid vormgeeft
Mijn vader, Joop Dielemans (23-12-1931), liftte op zijn achttiende al naar Parijs en reisde tot op hoge leeftijd regelmatig naar Frankrijk en Spanje, met de fiets en met de bus. Hij is schoenmaker geweest en kok (hij maakte vroeger heerlijke soep), heeft huizen gebouwd in Ierland en was actief in de provobeweging. Maar boven alles is hij beeldend kunstenaar. Tekeningen, aquarellen, schilderijen, collages en teksten. Op papier, doek, hout, en zelfs (zijn meest recente werk) op een plastic snijplank.
De uitspraak boven dit stuk is voor mij typerend voor zijn manier van kijken. Door de zwaan, symbool van elegantie en schoonheid, op deze manier tegenover de eend te zetten, plaatst hij beiden in een nieuwe context. Met een dikke knipoog. Van de poppen die hij vroeger aan het stuur van zijn fiets bond tot zijn verzameling stenen, botten en glazen flesjes, arrangeert Joop de dingen tot stillevens of driedimensionale collages. Daarmee geeft hij de meest alledaagse dingen een nieuwe vorm en betekenis.
De uitspraak boven dit stuk is voor mij typerend voor zijn manier van kijken. Door de zwaan, symbool van elegantie en schoonheid, op deze manier tegenover de eend te zetten, plaatst hij beiden in een nieuwe context. Met een dikke knipoog. Van de poppen die hij vroeger aan het stuur van zijn fiets bond tot zijn verzameling stenen, botten en glazen flesjes, arrangeert Joop de dingen tot stillevens of driedimensionale collages. Daarmee geeft hij de meest alledaagse dingen een nieuwe vorm en betekenis.
De totstandkoming van de tentoonstelling was een bijzondere samenloop van omstandigheden. Dunya Willeman, een bevriende kunstenares en redacteur van de Opnieuw, schreef een artikel over Joop en zijn kunstenaarschap dat gepubliceerd werd in de Opnieuw van maart 2011. Franck Gribling, een kunstenaar die Joop kent uit de jaren zestig, las het artikel toen hij koffie dronk in Café het Loosje. Dat was aanleiding om contact te zoeken met Joop en een deel van zijn werk te presenteren tijdens een tentoonstelling in galerie Locus Solus in Antwerpen, getiteld: “Spacescapes and shapes 1980-1990 en Andere tijden LSD 25, Amsterdam, 1962 een beginpunt”.
Uit het persbericht van die tentoonstelling: “Galerie LSD25 was een kortstondig bestaand kunstenaarsinitiatief in Amsterdam, dat in 1962 opende met het op de eigen ‘verzetspers’ gedrukte ‘Realistisch Manifest’ van Franck Gribling, mede ondertekend door Simon Vinkenoog, Rik van Bentum, Joop Dielemans en Theo Niermeyer. Realisme’ betekende het hergebruik van alledaagse banale materialen die getoond werden met een zo gering mogelijke ingreep van de kunstenaar, die het onaanzienlijke zichtbaar wilde maken en het bewustzijn stimuleren.”
Geert Verbeke, eigenaar van het privé kunstinitiatief de Verbeke Foundation, zag de werken van Joop in Antwerpen en was direct geïnteresseerd om ze op te nemen in de zomertentoonstelling “sponsored by nature”. In verschillende grote loodsen (20.000 m2 in totaal) en 12 hectare natuurgebied is veel te zien. Installaties van Onno Dirker en Martin Uit den Boogaard, video-installaties van Jeroen Eisinga, CasAnus een kunstwerk van Joep van Lieshout waar je in kunt overnachten en een selectie van 300 collages en assemblages uit de vaste collectie van de foundation. En misschien een zwaan. Bekijk hem eens met andere ogen.
Sati Dielemans
Sati Dielemans
Voor meer informatie:
maandag 3 juni 2013
It's fresh and exiting
Ik heb zo'n lekker en gezond lunchgerecht gemaakt dat ik het even wil delen.
Couscoussalade met kikkererwten
Ingrediënten voor twee personen
Couscous - vier lepels ongeveer
Blikje kikkererwten 400 gram
Een pepertje (ik had groene ingemaakte pepers uit de Turkse winkel, maar een verse rode of groene peper kan ook)
Ingemaakte citroenschil van 1 ingemaakte citroen fijngesneden (te koop bij de Marokkaanse winkel)
Een halve komkommer
Een kleine rode ui
Een bosuitje (hoeft niet persé, de rode ui is ook al genoeg)
Olijfolie
Citroensap
Zout
Je kunt dit ook heel goed een dag van tevoren maken en de volgende dag voor de lunch eten. Ook heel geschikt voor picknicks (als het ooit nog echt zomer wordt).
Couscoussalade met kikkererwten
Ingrediënten voor twee personen
Couscous - vier lepels ongeveer
Blikje kikkererwten 400 gram
Een pepertje (ik had groene ingemaakte pepers uit de Turkse winkel, maar een verse rode of groene peper kan ook)
Ingemaakte citroenschil van 1 ingemaakte citroen fijngesneden (te koop bij de Marokkaanse winkel)
Een halve komkommer
Een kleine rode ui
Een bosuitje (hoeft niet persé, de rode ui is ook al genoeg)
Olijfolie
Citroensap
Zout
- Couscous in een kommetje doen, kokend water eroverheen en een minuut of vijf laten staan.
- Kikkererwten uit het blik in een vergiet doen en even afspoelen onder de koude kraan (dan zijn ze minder melig)
- Pepertje fijnsnijden (als je niet van heel heet houdt, de zaadjes weggooien, als je wel van heet houdt de zaadjes in je salade doen)
- Van de ingemaakte citroen de binnenkant weggooien en de schil fijnsnijden
- De halve komkommer in de lengte doorsnijden, met een lepel de zaadjes eruit halen en weggooien, van de komkommer halve maantjes snijden.
- De rode ui in kleine maantjes snijden.
- Als de couscous klaar is (altijd even proeven of het zacht genoeg is) deze ook in een vergiet afspoelen onder de koude kraan.
- In een slakom alle ingredienten mengen, en op smaak afmaken met olijfolie, citroen en zout.
Je kunt dit ook heel goed een dag van tevoren maken en de volgende dag voor de lunch eten. Ook heel geschikt voor picknicks (als het ooit nog echt zomer wordt).
donderdag 23 mei 2013
vrijdag 12 april 2013
Voor de boekenliefhebbers
Ik heb de rubriek 'sati leest' aan de rechterkant van mijn blog verwijderd. Hieronder plaats ik nog één keer de namen van de boeken die in die rubriek stonden, met links naar interessante informatie erover. To whom it may concern, zullen we maar zeggen.
Jonathan Safran Foer - Dieren eten
Adriaan van Dis - Stadsliefde scenes in Parijs
Laurent Binet - Hhhh
Aimee Bender - The particular sadness of lemon cake
Albert Cossery - de mensen die god vergat
Carolyn Steel - de hongerige stad
Ma Jian - Beijing Coma
Michael Pollan - In defense of Food en Botany of Desire
Sandro Veronesi - XY
Toni Morrison - The Bluest Eye
Yoko Ogawa - The Housekeeper and the Professor
Voortaan zal ik wat uitgebreider schrijven over de boeken die ik lees en waar ik enthousiast over ben. Dat enthousiasme deel ik graag. Natuurlijk hoor ik ook graag wat anderen lezen, dus reageer vooral.
De stukjes die ik zal schrijven over boeken, zal ik opnemen met als label 'sati leest'. Als je dan klikt op dat label, krijg je alle teksten te zien over de boeken die ik kan aanbevelen. Alles geheel op basis van mijn eigen smaak en interesses, uiteraard. En als ik interessante informatie kan vinden op het web, zal ik daar naar linken.
Jonathan Safran Foer - Dieren eten
Adriaan van Dis - Stadsliefde scenes in Parijs
Laurent Binet - Hhhh
Aimee Bender - The particular sadness of lemon cake
Albert Cossery - de mensen die god vergat
Carolyn Steel - de hongerige stad
Ma Jian - Beijing Coma
Michael Pollan - In defense of Food en Botany of Desire
Sandro Veronesi - XY
Toni Morrison - The Bluest Eye
Yoko Ogawa - The Housekeeper and the Professor
Voortaan zal ik wat uitgebreider schrijven over de boeken die ik lees en waar ik enthousiast over ben. Dat enthousiasme deel ik graag. Natuurlijk hoor ik ook graag wat anderen lezen, dus reageer vooral.
De stukjes die ik zal schrijven over boeken, zal ik opnemen met als label 'sati leest'. Als je dan klikt op dat label, krijg je alle teksten te zien over de boeken die ik kan aanbevelen. Alles geheel op basis van mijn eigen smaak en interesses, uiteraard. En als ik interessante informatie kan vinden op het web, zal ik daar naar linken.
maandag 8 april 2013
John Steinbeck
Ik ben nog steeds in de ban van John Steinbeck. Na het luisteren naar Of Mice and Men (in de vorm van een luisterboek) en het lezen van Travels with Charley en The Grapes of Wrath, lees ik nu East of Eden. En ik kan ze allemaal evenzeer aanbevelen. Wat een ongelofelijk goede schrijver. Alles leeft en heeft diepte. En hij schrijft met zoveel liefde over landschap.
Als ik zijn boeken lees, gaat mijn oog als een camera over het land dat hij beschrijft. Sterker nog, ik voel het land van binnen. Zijn landschap is vooral de Salinas Vallley in Californië, maar het kan voor mij elk landschap zijn. Omdat het gaat over hoe wij als mensen het land gebruiken, ervan eten, erop leven, liefhebben, sterven. Hoe het land waar we op leven ons vormt.
Het landschap in The Grapes of Wrath is voor mij Zuid-Spanje, waar ik als kind met mijn moeder, mijn zusjes en mijn broertje gereisd heb door de Spaanse Pyreneën en de Sierra Nevada. Ik lees over Californie, maar zie het gebied rond Granada eind jaren zeventig. Slaperige dorpspleinen deinend tussen de bergen in de middagzon die alles stil maakt. Daarbuiten, droog gebarsten land. Machtige rotsen aan de ene kant van de weg, glooiende velden vol thijm en lavendel aan de andere kant. Het beekje in het dal waar we onszelf en onze kleren wasten. De koele ochtend als het condens nog op de plantjes stond, de dag die steeds warmer werd, de droge warme middag als de velden vol gezoem waren, de lome donkere warmte in de avond, decor voor geheimen. Een landschap dat tegen je praat, dat zich in je geest en je lichaam nestelt en waar je altijd naar terug kunt gaan. Dat is waar de taal van John Steinbeck voor mij aan raakt.
Een citaat
“A large drop of sun lingered on the horizon and then dripped over and was gone, and the sky was brilliant over the spot where it had gone, and a torn cloud, like a bloody rag, hung over the spot of its going. And dusk crept over the sky from the eastern horizon, and darkness crept over the land from the east.”
Als ik zijn boeken lees, gaat mijn oog als een camera over het land dat hij beschrijft. Sterker nog, ik voel het land van binnen. Zijn landschap is vooral de Salinas Vallley in Californië, maar het kan voor mij elk landschap zijn. Omdat het gaat over hoe wij als mensen het land gebruiken, ervan eten, erop leven, liefhebben, sterven. Hoe het land waar we op leven ons vormt.
Het landschap in The Grapes of Wrath is voor mij Zuid-Spanje, waar ik als kind met mijn moeder, mijn zusjes en mijn broertje gereisd heb door de Spaanse Pyreneën en de Sierra Nevada. Ik lees over Californie, maar zie het gebied rond Granada eind jaren zeventig. Slaperige dorpspleinen deinend tussen de bergen in de middagzon die alles stil maakt. Daarbuiten, droog gebarsten land. Machtige rotsen aan de ene kant van de weg, glooiende velden vol thijm en lavendel aan de andere kant. Het beekje in het dal waar we onszelf en onze kleren wasten. De koele ochtend als het condens nog op de plantjes stond, de dag die steeds warmer werd, de droge warme middag als de velden vol gezoem waren, de lome donkere warmte in de avond, decor voor geheimen. Een landschap dat tegen je praat, dat zich in je geest en je lichaam nestelt en waar je altijd naar terug kunt gaan. Dat is waar de taal van John Steinbeck voor mij aan raakt.
Een citaat
“A large drop of sun lingered on the horizon and then dripped over and was gone, and the sky was brilliant over the spot where it had gone, and a torn cloud, like a bloody rag, hung over the spot of its going. And dusk crept over the sky from the eastern horizon, and darkness crept over the land from the east.”
donderdag 14 februari 2013
Wie het kleine niet eert
Recent vond ik een erg leuk boekje op het Waterlooplein: 100 avonturen met een pollepel van J.W.F. Werumeus Buning. Een hoofdstuk in dat boekje gaat over verse kruiden "de geuren der goede wereld". Een paar citaten wil ik graag delen.
Een twijgje van het kruid basilicum, aan de neus gehouden, doordringt de mens met fijne geur en vrede; een gering blaadje tijm, tussen de vingers gewreven, het behoeft niet meer dan een splinter te zijn, riekt naar een stille, warme wereld ...... Het is goed aan kruiden te ruiken in dagen van zwarigheden; ze ruiken naar de goede wereld."
Nadat hij de fijne kenmerken van deze kruiden bezongen heeft, gaat hij in op het feit dat ze in de keuken heden ten dage (1939) niet meer gebruikt worden.
"Zij behoren tot de wereld der kleine dingen die onsterfelijk zijn, en wij bemoeien ons zo druk met de grote dingen die sterfelijk zijn, dat wij nauwelijks tijd hebben voor al dit kleine en kostelijke. Wanneer men weten wil hoe haastig en liefdeloos en onbeschaafd de wereld geworden is - al schrikt ze dan af en toe nog eens wakker uit haar droom van hogere beschaving, als dezer dagen- dan kan men onder anderen eens in een kruidentuin gaan wandelen, een zeer leerzame les."
Dat er geen verse kruiden meer gebruikt worden ligt, aldus Buning, niet aan de kosten en niet aan de groenteboer, maar aan "het feit dat u en ik te onbeschaafd zijn geworden om om kruiden te vragen". En om ze te gebruiken in de keuken. En de mensen die zich afvragen of dat nou zo erg is, waarom niet gewoon een potje of zakje van het een of ander gekocht, geeft hij het volgende antwoord:
"Maar keer de zaak eens om: denkt ge soms dat een wereld, die de goede en eenvoudigste kleine dingen niet meer kent, die haar kruiden voornamelijk in gepatenteerde sausfleschjes, haar groenten in blik, haar politiek in slagzinnen, haar religie in gemakkelijke en vereenvoudigde vormen en haar literatuur in bevattelijke richtingen kent, de ware en de beste wereld is?"
En het hoofdstuk eindigt met:
"Ga op avontuur met de marjolein, de tijm en de pimpernel, de kervel en de basilicum, de dragon en de kruizemunt als ge wat van koken wilt leeren verstaan, ge kunt er eeuwenoude en troostrijke werken des vredes mee verrichten; het kost niets, slechts liefde, zorg en kennis, in een woord, goede wereldsche beschaving; datgene, wat Europa dezer dagen zoo bitter noodig blijkt te hebben."
Een twijgje van het kruid basilicum, aan de neus gehouden, doordringt de mens met fijne geur en vrede; een gering blaadje tijm, tussen de vingers gewreven, het behoeft niet meer dan een splinter te zijn, riekt naar een stille, warme wereld ...... Het is goed aan kruiden te ruiken in dagen van zwarigheden; ze ruiken naar de goede wereld."
Nadat hij de fijne kenmerken van deze kruiden bezongen heeft, gaat hij in op het feit dat ze in de keuken heden ten dage (1939) niet meer gebruikt worden.
"Zij behoren tot de wereld der kleine dingen die onsterfelijk zijn, en wij bemoeien ons zo druk met de grote dingen die sterfelijk zijn, dat wij nauwelijks tijd hebben voor al dit kleine en kostelijke. Wanneer men weten wil hoe haastig en liefdeloos en onbeschaafd de wereld geworden is - al schrikt ze dan af en toe nog eens wakker uit haar droom van hogere beschaving, als dezer dagen- dan kan men onder anderen eens in een kruidentuin gaan wandelen, een zeer leerzame les."
Dat er geen verse kruiden meer gebruikt worden ligt, aldus Buning, niet aan de kosten en niet aan de groenteboer, maar aan "het feit dat u en ik te onbeschaafd zijn geworden om om kruiden te vragen". En om ze te gebruiken in de keuken. En de mensen die zich afvragen of dat nou zo erg is, waarom niet gewoon een potje of zakje van het een of ander gekocht, geeft hij het volgende antwoord:
"Maar keer de zaak eens om: denkt ge soms dat een wereld, die de goede en eenvoudigste kleine dingen niet meer kent, die haar kruiden voornamelijk in gepatenteerde sausfleschjes, haar groenten in blik, haar politiek in slagzinnen, haar religie in gemakkelijke en vereenvoudigde vormen en haar literatuur in bevattelijke richtingen kent, de ware en de beste wereld is?"
En het hoofdstuk eindigt met:
"Ga op avontuur met de marjolein, de tijm en de pimpernel, de kervel en de basilicum, de dragon en de kruizemunt als ge wat van koken wilt leeren verstaan, ge kunt er eeuwenoude en troostrijke werken des vredes mee verrichten; het kost niets, slechts liefde, zorg en kennis, in een woord, goede wereldsche beschaving; datgene, wat Europa dezer dagen zoo bitter noodig blijkt te hebben."
Abonneren op:
Posts (Atom)